Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

maat (afmeting)

betekenis & definitie

(ma:t) v. (maten; -je) → meten

I. Eig
1. Algm. datgene waarmede men meet; lengte-, inhouds-, vlaktemaat; maten van glas, ijzer; maten voor droge en natte waren; → typografische -. Gez. de is vol, het is nu genoeg; er blijft aan de - en de strijkstok hangen, er gaat bij die handel veel af of die de zaak beredderen, eigenen zich veel toe; iemand de vol meten, iemand zoveel geven als hij verlangt of er hem genoeg van geven; met de -, waarmede gij (uit-) meet, zal u in- of toegemeten worden [Matth. vii 2], gelijk gij de anderen behandelt, zo zal men u behandelen; met twee maten meten, oneerlijk, niet onpartijdig handelen; twee maten en twee gewichten hebben, verschillend handelen, spreken, volgens de personen
2. Inz
a. a. maat als eenheid van inhoud, lengte en vlakte-uitgebreidheid: wettelijke maten en gewichten
b. maatje, deciliter.
b. maat om grootheden van andere soort te meten: het kilowatt is een voor arbeidsvermogen

II. Metn

1. Algm. gemeten hoeveelheid, afmeting, grootte, omvang: de nemen voor een jas, voor schoenen; dat is mijn niet (voor kledingstukken); korsetten naar of op -; op - of van ’t stuk; boven de -; bovenmate; naar de mate van uw geduld. Gez. iemands niet kunnen halen, ook Fig. hem niet evenaren; in die mate, zo zeer; in grote, hoge, ruime, meerdere, mindere, niet geringe mate, zeer. meer, minder ; in welke mate? hoe zeer? naar de - of naar mate van, naar evenredigheid van
2. Inz
a. juiste, vereiste afmeting: iets op zagen; onder de blijven. Gez. bij, met, te mate, juist zoveel als nodig is, niet te veel en niet te weinig, juist van pas; houden, zekere passende grens niet te buiten gaan; zonder -, mateloos
b. afgemeten deel van een ritmische beweging: de bij de muziek, het dansen, het marcheren; de aangeven, slaan, volgen; een hele, halve -; een van drie kwarten wordt soms in tweeën geteld; hij is mij drie maten voor; de volgende is zeer lastig; in de blijven, lopen
c. Muz. door strepen afgedeeld vakje dat een maat omvat: hij moet nog twaalf maten overschrijven
d. afmeting van een vers, bestaande uit een zeker aantal voeten; de hexameter is een van zes voeten; de dichtkunst heeft haar -, haar wijs of melodie, gelijk de zang

III. Metf gematigdheid; alles met doen ; in de is de macht.

< >