(lo:m) bn. en bw. (lomer, -st) [~ lam]
1. niet geneigd tot beweging, traag : ten gevolge van vermoeidheid ; van neerslachtigheid; lome leden; - en lui; - en lam; een schip ; met lome tred; een gevaarte; een draaiend rad. Syn. → log.
2. flauw, niet opgewekt : de geest is -; er kwam beweging in die lome massa; lome verzen; (de handel) in ijzer was -; hij zag er uit. Syn. → afgemat