I. bn. en bw. (-er, -st) [Lat. vivus d. i.]
1. levendig, vlug, opgewekt: een ventje; lopen.
2. Uitbr. flink, fleurig: een hoedje.
II. m. en v. (-en; -je) meestal vklw. kwiek (I 1) persoon: een paraderend -je.
Gepubliceerd op 30-06-2020
betekenis & definitie
I. bn. en bw. (-er, -st) [Lat. vivus d. i.]
1. levendig, vlug, opgewekt: een ventje; lopen.
2. Uitbr. flink, fleurig: een hoedje.
II. m. en v. (-en; -je) meestal vklw. kwiek (I 1) persoon: een paraderend -je.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: