I. m. (-en) [msch. tekst van Job: quantus (ergo sum ego), wat ben ik dan toch, schertsend gebruikt] iemand op wie men niet veel staat kan maken: een loze, rare, vreemde -. Syn. → gast.
II. o. (-en) [Lat. quantum, hoeveelheid] kleinst mogelijke natuurkundige eenheid: een van energie, lading, massa.