(kro:st) o. [msch. Mned. croys < Lat. crescere, groeien]
1. Eig. Eert. kenmerken in ’t gelaat, gelaatstrekken.
2. Metn. afstammelingen, kinderen: o waardig dier oudren! beroofd van man en -; een talrijk -; het van Abraham, de Joden; het van Adam, de mensen.