(ka'me:leon) m. en o. (–s) [Fr. < Gr. chamai, op de aarde + leoon, leeuw]
1. Eig. Afrikaans, licht verkleurend, hagedisachtig kruipend dier, met handvormige voeten, lange tong en ogen, die in onderling verschillende richtingen kunnen bewegen (Chameleo vulgaris).
2. Metf. persoon die vaak van stelsel of partij verwisselt.