(intro'duksi) v. (-s)
I. Eig. het → introduceren : iemand een verschaffen, bezorgen; koncert met, zonder van vreemdelingen, met, zonder gelegenheid om vreemdelingen te introduceren.
II. Metn.
1. middel om iemand te introduceren ; iemand een meegeven.
2. introduktiebewijs : zijn aan de ingang vertonen.
III. Metf. inleiding ; geen lange -. hoor! de van een muziekstuk na de ouverture.