(hipo'te:k) v. (...teken) [Fr. < Gr. hupothèkè, onderpand]
1. Eig. gerechtelijk beschreven onderpand van onroerende goederen : een hebben op zijn huis; een stellen op iets; met een belasten; een aflossen. Syn. onderpand, pand.
2. Metn. geld op zodanig onderpand verstrekt : een ramp kan aanleiding geven tot nemen van een -. Syn. kusting.
Enc. A heeft een hypoteek b. v van 10.000 frank of gulden op zijn huis, betekent dat A een schuld heeft van 10.000 frank of gulden die hem door B verstrekt werden. Kan nu A die 10.000 frank of gulden niet terugbetalen, dan mag B het huis verkopen om die 10.000 frank of gulden terug te krijgen.