('galliə) o. gezamenlijke naam van België, Rijnland, Frankrijk en Noord-Italië in de Oudheid.
Enc. De Romeinen onderscheidden Cisalpijns en Transalpijns Gallië.
1) Cisalpijns Gallië [Lat. Cisalpina, aan deze zijde van de Alpen] d. i. Noord-Italië tot aan de Adige, was bewoond o. a. door de Insubriërs, de Bojers en de Senonen. Het was verdeeld door de Padus [Lat. Po] in Cispadaans Gallië [aan deze zijde van de Po] en Transpadaans Gallië [aan gene zijde van de Po].De Romeinen veroverden Cisalpijns Gallië 224-194 v.K. en het bleef Romeinse provincie tot 42 v.K.
2) Transalpijns Gallië [Lat. Transalpina, aan gene zijde van de Alpen] werd 121 v. K. in het zuiden tot Romeinse provincie (Provence) gemaakt. Het overige was verdeeld in Aquitanië (tussen Garonne en Pyreneeën), eigenlijk Gallië (hoofdstammen : Aeduërs. Arverners, Sequanen) en Belgisch Gallië (tussen Seine-Marne en Rijn). Transalpijns Gallië werd 58-51 v.K. door Caesar onderworpen (52 opstand van Vercingetorix). Augustus verdeelde het in vier provincies : Gallia Narbonensis nl. het zuidoosten, Aguitania het zuidwesten, Gallia Lugdunensis tussen Seine en Loire, Belgica het noorden tot aan de Rijn. Onder het keizerrijk werd Gallië geromanizeerd. In 486 maakten de Franken een einde aan de Romeinse heerschappij.