I. v. (flenzen; -je) meestal vklw. [< flenzen] kleine, dunne ongerezen pannekoek: opgerolde -jes met appelmoes er in.
II. v. (flenzen) [Eng. ƒ lange flank] zijde, rand nl.
1. opstaande rand inz. aan 't einde van een buis, kraag: door de flenzen worden de buizen aan elkander bevestigd.
2. uitstekende rand aan een spoorrad, radkrans: door de flenzen blijven de wielen van een spoorwagen op de rails.