(du:r) I. bn. en bw. (-der. -st)
1. hoog van prijs, veel geld kostend ; de suiker is -; een dure studieraad; leven; dure levenswijze. →
ervaring. Tgst. goedkoop.
2. hoog : het is geen te dure prijs.
3. gekenmerkt door hoge prijzen : een dure tijd. → tijd.
4. waar een hoge prijs gevraagd wordt : een dure winkel.
5. van hoge waarde ; goede raad is -.
6. van grote bindende kracht : een dure eed zweren. -
II. bw. (-der, -st)
1. tegen, met veel geld: iets verkopen; iets betalen; te gekocht hebbend, bekocht. → leven.
2. zwaar ; boeten, bekopen.
3. zó dat men zeer gebonden is : hij is aan hem verplicht.