Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

drieling

betekenis & definitie

m. (-en)

I. [drie + -ling]
1. drie samen geboren kinderen: er is daar een geboren.
2. ook v. Bepk. een dier kinderen.

II. [Mned. driekinc, driekwart (van een erf)] iets van driekwart van de normale grootte nl.

1. baksteen van klein formaat, oorspronkelijk van drie vierde van de normale grootte.
2. spijker ter grootte van drie-vierde van een gewone spijker.
3. aardappel van minder dan middelmatige grootte.

< >