o. (-je)
I. Eig. fijnste mollige veren inz. van de eidergans: zo zacht als -. Syn. pluim, veder.
II. Metn
1. bed van dons: op het uitgestrekt.
2. donsje, poederkwastje van dons: het in de poederdoos.
III. Metf.
1. zachte fluwelige huid: het van een perzik.
2. zachte baardhaartjes: het aan ’s jongelings kin.