(demokra'si:) v. (-ën) [Gr. dèmos, volk + kratos, kracht]
I. Eig, het demokraat zijn, volksgezindheid.
II. Metn.
1. demokratische staatsvorm waarin aan het gehele volk invloed op de regering is toegekend.
2. staat met dergelijke regering.
3. volksmassa. Tgst. aristokratie.
Enc. De moderne demokratie is een staatsvorm, waarbij het volk medezeggenschap heeft in het bestuur. Die medezeggenschap is direkt, wanneer het volk, zoals thans nog in een paar Zwitserse kantons, zelf wetten stemt, ambtenaars benoemt enz. Zij is indirekt wanneer, zoals in de meeste westerse demokratische staten, het volk deelneemt aan de wetgeving enz. door volksvertegenwoordigers die in een parlement zetelen, en van wie men aanneemt, dat zij de volkswil zullen doorzetten. Het tegenovergestelde van een demokratie is een diktatuur, een staatsvorm, waarbij een enkel man alle macht in handen heeft, zonder dat deze door een parlement of anderszins beperkt wordt. In Italië heeft men een diktatuur gehad onder Mussomri en in Duitsland onder Hitler.
Bij de diktatuur van het proletariaat heeft uitsluitend het proletariaat, en geen andere stand, de staatsmacht in handen. In de laatste tijd treedt het verschil tussen westerse en oosterse demokratie scherp naar voren. Deze laatste schijnt niets anders te zijn dan de diktatuur van het proletariaat.