(bə’trekking) v. (-en; ...kinkje) [betrekken I 3]
I. maatschappelijke werkkring waarin men betrokken is : een hoge, ondergeschikte, openbare, winstgevende -; een bekleden; in gaan; buiten zijn. Syn. →: ambt.
II. 1. Algm. verband tussen personen of zaken die bij iets betrokken zijn; de -en tussen twee handelsmaatschappijen; iets heeft tot of op iemand of iets; met tot iemand of iets, ten opzichte er van. Syn. samenhang, verband.
2. Inz. a. verhouding : de tussen man en vrouw; die woorden staan tot elkander in de van onderwerp en gezegde; de tussen kapitaal en rente; de tussen twee wiskundige grootheden; b. verbinding tussen personen : met iemand in staan; zich met iemand in stellen; iemand met een ander in brengen, c. betrekkingen, omgang met personen : aangename -en met elkander hebben.
III. betrekkingen, bloedverwanten : de nagelaten -en; wegens buitenlandse -en eerst lieden geplaatst, formule bij doodsberichten in kranten.
