(bə’proeving) v. (-en)
1. Eig. het beproeven (2) : de deugd die door groter wordt.
2. Metn. iets waarmede God de lijdzaamheid beproeft (2) : veel -en ondergaan. Syn. bezoeking, ongeluk, ongeval, onheil, ramp, tegenspoed, wederwaardigheid.
3. Metf. [van 2] onaangename ondervinding : het is een ware hier de hele dag te moeten staan.