(ba’rak) v. (-ken; -je) It. baracca,
I. Eig.
1. veldhospitaal.
2. uitbr. licht gebouw voor het verplegen van lijders aan besmettelijke ziekten.
II. Metf.
1. bouwvallig huis: je moest die oude maar verkopen.
2. groot smakeloos gebouw: wat een -!