I ('amor) [Lat. liefde] m.
1. Romeinse liefdegod, Venus’ zoon, met boog en pijl gewapend; vereenzelvigd met Eros : -s pijl.
2. (-tje) Algm. liefdegod : -tjes omzweefden haar.
II Amor (’amor) leefde als kluizenaar in de buurt van Maastricht, ✝ IXde eeuw. begraven te Bilzen, feest : 8 okt.