(achtər'op) bw.
1. aan de achterzijde op iets: op het ros Beiaard zaten de vier Heemskinderen, de jongste zat -.
2. op weg bereikt hebbend : iemand zijn.
3. verkeerd : dat is -.
4. in minder gunstige toestand : raken.
Opm. In scheidbare samenstellingen met werkwoorden betekent achterop : in de nabijheid van iemand die men tracht in te halen.