(‘a:n) m.
1. het aangaan (II 1), alleen in de uitdr.: Zeew. maken, voortzeilen, voortmaken.
2. het aangaan (II 6), alleen in de uitdr.; op de, ten komen, juist van pas komen op het ogenblik dat iets begin.
Gepubliceerd op 24-06-2020
betekenis & definitie
(‘a:n) m.
1. het aangaan (II 1), alleen in de uitdr.: Zeew. maken, voortzeilen, voortmaken.
2. het aangaan (II 6), alleen in de uitdr.; op de, ten komen, juist van pas komen op het ogenblik dat iets begin.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: