(a:n'e:n) (schakelde aaneen, heeft aaneengeschakeld)
1.door schakels verbinden : de delen van een keten -.
2. Taalk. verbinden door aaneenschakelende voegwoorden : volzinnen aaneenschakelend bn. Taalk.
l.-e voegwoorden, die zinnen naast elkaar schikken : en, ook, niet alleen ... maar ook, noch ... noch, eerst ... dan, deels ... deels, zijn -e voegwoorden.
2.zinsverband, door middel van aaneenschakelende voegwoorden. Syn. kopulatief.