Vals bewustzijn is het aanvoelen dat wat je steeds weer doet eigenlijk niet goed is, gecombineerd met het leren leven met dat ongemak. Het gaat om het omgaan met terugkerende conflicterende waarheden. Vals bewustzijn houdt in dat men blijft geloven in een aangesproken geweten, en rationaliseert de aanhoudende niet-pluis gevoelens.
Acuut ongeloof van persoonlijke aard (bijvoorbeeld "Heb ik kanker?") of onverwacht collectief ongeloof (zoals "Trump gewonnen?") leidt spontaan tot conflicterende gedachten. Wanneer geloof plotseling op de proef wordt gesteld, resulteert dit in overvallende structuurloosheid. Ontkenning, kwade trouw en cognitieve dissonantie kunnen dan optreden.
Wanneer geloof aanhoudend op de proef wordt gesteld, is dat van een andere orde. Mensen moeten wel ergens in geloven, hetzij seculier of religieus. Niet geloven bestaat niet. Onder langdurige druk kan een aanvankelijk vast geloof vloeibaar worden. Twijfels kunnen opkruipen en een vals geloof kan zich in het bewustzijn nestelen. Dit sociaal-psychologische begrip van vals bewustzijn overlapt met het psychoanalytische concept van een vals zelf, waarbij het individu zich afschermt en verloochent met een beredeneerde realiteit.
Bedriegen is erger dan valsspelen. Liegen is moeilijk vol te houden, vooral als het gaat om een actief beleden geloofsovertuiging of ideologie. Een beetje liegen, enigszins vals spelen, en af en toe een leugen om bestwil leveren sluimerend ongemak, maar uiteindelijk ook mentale rust op. Het vals bewustzijn verankert zich en wordt stap voor stap een verlicht vals bewustzijn. Individueel verlicht vals bewustzijn sluit aan bij het valse bewustzijn van de groep, wat leidt tot een collectief vals rustgevend bewustzijn.
Voorbeelden van vals bewustzijn is het wegkijken van wat in Gaza gebeurt, sociaaleconomische ongelijkheid niet willen erkennen, bagatelliseren van klimaatverandering, Trump's gedrag relativeren of doorgaan met het eten van plofkippen. Mensen weten vaak beter, maar doen het toch. Dit wordt soms modern cynisme genoemd.