Kinderfolklore verwijst naar de speelse gewoonten en fantasierijke handelingspatronen van peuters en kleuters. De basis van veel kindergedrag ligt in hun fantasie, creativiteit en spel. Van jongs af aan zijn jonge kinderen bezig met nabootsing, doen-alsof-spelletjes en verlangens. Ze verwonderen zich, zoeken naar spannende of enge ervaringen, en dromen weg door toneelspel. Ze willen erbij horen, maken meeslepende scènes bij frustraties, sluiten spelenderwijs weer vrede en ritualiseren hun alledaagse gewoonten. Op deze manier domesticeren ze hun directe omgeving.
Binnen het huis kunnen voorbeelden zijn: slapen met een knuffel, spelen met poppen, het herhalen van sprookjes over heksen en boze wolven, en het maken van grappen en foppen bij Sinterklaas. Buiten speelt de straatcultuur een rol: kinderen zingen, hinkelen, touwtje springen, maken kattenkwaad of spelen met vuur. Ze verkennen het park met zandbakken en speeltjes, de natuur met paddenstoelen en kabouters, en zelfs cyberspace met zijn eigen uitdagingen en risico's.
Samenvattend: voor jonge kinderen betekent spelen het uiten van twijfels en ritualisering het vastleggen van ervaringen. Deze kinderlijke gedragspatronen van metacommunicatie vullen elkaar aan. Het is belangrijk om dit proces van rijping serieus te nemen en te koesteren. Disciplinering moet niet ten koste gaan van deze waardevolle kinderfolklore.