Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Wyngaarden (Mr. Floris Oem van)

betekenis & definitie

Mr. FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN op de bovenstaande Geslagtlijst, ter zijner plaatze, reeds vermeld, bekleedde den post van Pensionaris in zijne Geboorteplaats Dordrecht.

Hij was een ijverig voorstander der Voorregten van die Stad. Een zeer treffend bewijs daar van vertoonde hij, in den Jaare 1518, ter gelegenheid als, te Brussel, gehandeld wierdt over het Dordrechtsche Stapelregt, ’t welk hetzelve, door verscheiden Hollandsche Steden, wierdt betwist, als die zich daar door merkelijk bekort rekenden. Meester FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN, overtuigd van de overgroote voordeelen, welke hier uit voor zijne Vaderstad onstonden, in de onderhandeling over dit onderwerp, het woord hebbende opgevat, stelde zich zo ijverig in de weer, ter verdeediginge van het Regt zijner Stede, dat hij den haat van veelen zich daar door op den halze haalde. In ’t bijzonder was op hem ten hoogste gebeeten ALBRECHT VAN LOO, ten dien tijde Advokaat van Holland; een Ampt, naderhand, onder de benaaming van Raadpensionaris van Holland, zeer vermaard geworden. VAN LOO was tevens Raad van den Graave. De grond des ongenoegens, welk deeze tegen Mr. FLORIS hadt opgevat, was de vrijmoedigheid des Dordrechtschen Pensionaris, waar mede hij den anderen, openlijk en in ’t aangezlgt, hadt durven aanzeggen, dat het hem niet vrij stondt, deeze beide Ampten tevens te bekleeden, alzo ’s Graaven belangen met die der Staaten van Holland niet altoos overeenstemden; en hij, diensvolgens, meermaalen in het geval zich konde bevinden, om in ’t een of ander opzigt zijnen Eed te moeten breeken, en de belangen van den eenen of anderen Meester verraaden.Zeer duur kwam deeze vrijmoedigheid aan FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN te staan. Met allerlei beschuldigingen wierdt hij ten Hove van KAREL DEN V, als Graave van Holland, aangerand, en hij daar door zo zwart gemaakt, dat zijne vijanden in hun oogmerk, om hem den voet te ligten en van allerlei bewind te ontzetten, naar hunnen wensch slaagden. Een brief, gedagteekend in Spanje, uit Saragossa, den zesden December des Jaars 1618, en gerigt aan de Wethouderschap van Dordrecht, hieldt in, een bevel aan dezelve, om Mr. FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN van zijn Ampt te ontzetten, en binnen het tijdverloop van twaalf uuren, naa het leezen van den Brief, de Stad Dordrecht te doen verlaaten.

Zeer ontzettende, voor de Dordrechtsche Regeering, was dit bevel. Zij erkende de waarde van haaren Pensionaris, niet alleen als een ijverig’, maar ook als een kundig’ en bekwaam Voorstander van de Voorregten haarer Stad. Alle tegenbedenking en wederstand, intusschen, was hier vrugteloos. Met veel tegenzins ook, het aangekondigd gebod moest gehoorzaamd worden.

Van geen langen duur, nogthans, was de ongenade van Mr. FLORIS. Tot zijn geluk was hij een vriend van den vermaarden ADRIAAN FLORISZOON, naderhand bij den naam van Paus ADRIAAN DEN ZESDEN bekend. Deeze, zijnde geweest Leermeester van KAREL DEN V, en thans Kardinaal, behieldt, vervolgens, geen geringen invloed op het hart van zijnen Koninklijke leerling. Ten behoeve ven zijnen ongelukkigen vriend, afgezetten Pensionaris, bediende de Kardinaal zich van dien invloed, met zo gelukkigen uitslag, dat Meester FLORIS, eerlang, in zijne verlorene eer hersteld wierdt. ’t Bleef niet bij de bloote ontheffing van schuld en straffe. In vergoeding voor den geleeden hoon, klom hij tot nog hooger aanzien, dan hij voormaals hadt bekleed.

Hij bekwam de aanzienlijke waardigheid van Raad in den Hove van Holland; welke hij, vervolgens, tot zijnen dood toe, heeft bekleed. Daarenboven vindt men aangetekend, dat Meester FLORIS, in den maand Februarij des Jaars 1525, onder de Ridderschap en Edelen van Holland, ter Dagvaart van die Provincie is verscheenen.

Naar het oordeel van alle voorstanders van Vrijheid in den Godsdienst, vindt men, als een vlek, in het karakter van Meester FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN aangeteekend, dat hij een ijverig tegenstreever was van de Leere van MARTINUS LUTHERUS, welke thans eenigen opgang begon te maaken. Hjj beweerde dat het glimmend vuur, in zijn beginne, moest gebluscht worden, en men hetzelve den tijd niet moest gunnen om zich in lichter laaije vlamme te verheffen. Geen wonder, derhalven, dat de afzetting en ballingschap van Meester FLORIS, onder de goedgunners en voorstanders der Luthersche Leere, welke men toen reeds, ook te Dordrecht, aantrof, geene kleine blijdschap hadt verwekt.

Zie BEVERWYK, Beschrijving van Dordrecht; HADINIAS Epistolae, ap. CARP. BURMANUM.

< >