WYNGAARDEN en RUIGBROEK, te zamen eene Hooge Heerlijkheid, in het gedeelte van Zuidholland, de Alblasserwaard geheeten. Men verschilt, in de opgave van de uitgebreidheid deezer zamengevoegde Heerlijkheid. ’Er is eene begrooting, volgens welke Wijngaarden en Ruigbroek zeshonderdzesëndertig Morgens en vier en een halve Hont Lands zouden beslaan.
Doch volgens eene andere, meer geloofwaardige, opgave, zou men, aan Wijngaarden, vierhonderdnegenënnegentig Morgens, honderdvijfënzeventig Roeden, aan Ruigbroek, honderdvijftig Morgens vierhonderd Roeden, in alles zeshonderdnegenënveertig Morgens vijfhonderdvijfënzeventig Roeden, moeten toeschrijven. Al van oeroude herkomste moet Wijngaarden geweest zijn, om reden, dat FLORIS DE V, Graaf van Holland, bij eenen Openen Brief, zo vroeg als in den Jaare 1283 gegeeven, verklaarde, dat reeds toen Wyngaarden eene Oude en Vrije Heerlijkheid was, en in 't vervolg ook daar voor moest gehouden en erkend worden. Van het eigendunkelijk gezag, welk toen reeds de Graaven oeffenden, tot groot nadeel voor de goede zaak der burgerlijke zamenleevinge, vertoont die zelfde Opene Brief een zeer in 't oogloopend, doch aanstootelijk bewijs. Graaf FLORIS verklaarde, dat alle persoonen, om deeze of geene misdaad, uit ’s Graaven Landen en Steden gebannen, in de Heerlijkheid Wijngaarden eene veilige schuilplaats hadden, en zich aldaar vrij en onverhinderd mogten onthouden, "uitgezonderd alleen de zulken", zegt het Geschrift, "die verraad of moord omtrent den Graaf of zijne kinderen, gepleegd hadden." In den zelfden Brief ontmoet men nog eene vergunning, ten behoeve van de lngezeetenen der Heerlijkheid Wijngaarden. Uit kragt van dezelve waren zij ontslagen van alle Schattingen, van Dienst, van den zo genaamden Heirvaart en Klokkeslag. Meer dan honderdzestig jaaren daar naa, te weeten in den Jaare 1445, bevestigde PHILIPS VAN BOURGONDIE, in de hoedanigheid van Graave van Holland, alle deeze voorregten, uitzonderingen en vergunningen. Wijngaarden was, t’eenigen tijde, een eigendom van het Geslagt VAN BREDERODE. Een lid daar van, Heer WILLEM VAN BREDERODE, droeg, in den Jaare 1421, de Heerlijkheid over aan Heere AREND VAN GENT, Ridder; welke dezelve, in den Jaare 1451, verkogt aan GODSCHALK OEM, die, zedert, den naam van VAN WYNGAARDEN heeft aangenomen, gelijk, in het volgende Artikel, ter zijner plaatze, nader zal vermeld worden. Niet meer dan veertig Huizen, of daar omtrent, staan in de Heerlijkheid Wijngaarden. Het Dorp heeft weinig aanziens. Een Huis vijf of zes staan, in den omtrek van het Kerkje, ginds en herwaarts, verstrooid. Voorts is de Heerlijkheid, over ’t geheel genomen, van geringe waarde, als zijnde de Landerijen, om de laagte en wateragtigheid van den grond, zeer Lies- en Biesagtig.
Zie OUDENHOVEN, Beschrijving van Zuid-Holland.