Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Witte (Michiel Witte de Ruiter de)

betekenis & definitie

WITTE, (MICHIEL WITTE DE RUITER DE) was de Kleinzoon van den Prins der Nederlandsche Zeehelden, den onvergelijkelijken Admiraal MICHIEL ADRIAANSZOON DE RUITER. Deeze, gelijk wij, op het Artikel des vereeuwigden Helds, hebben aangeteekend, liet, onder verscheiden kinderen, naa, eene dogter, KORNELIA DE RUITER genaamd.

Zij tradt in den echt met den Heere JOHAN DE WITTE, Kapitein ter Zee, in dienst der Algemeene Staaten, onder het Edel Mogend Kollegie ter Admiraliteit te Amsterdam. Van zijne kindsheid af tot den Zeedienst opgeleid, onder het oog zijns wakkeren Vaders, beklom onze DE WITTE, eerlang, den rang van Luitenant. In die hoedanigheid verzelde hij zijnen Vader, in den jaare 1683, na de Oostzee, bepaaldlijk na Gothenburg . Op de thuisreize wierdt ’s Lands Vloot, op den zestienden November des gemelden jaars, beloopen van eenen zo gedugten storm, dat verscheiden schepen, met man en muis, een prooi der golven wierden. Dit rampzalig lot wedervoer ook onzen DE WITTE. De duinen der Vaderlandsche Zeestranden hadden ze reeds in ’t oog, toen het jammerzalig voorval hun het binnenloopen voor altoos deedt vergeeten. “De jonge DE WITTE”, zegt de Historieschrijver GERARD BRANDT, “was een jongeling van ongemeene hoope, daar waarlijk een groot Admiraal in stak.”Zie G. BRANDT, Leven van M. A. de Ruiter.

< >