eene Heerlijkheid en Dorp, in het gedeelte van Noordholland, de Vier-Noorder-Koggen genaamd. Op de lijst der Verpondingen staat de Heerlijkheid voor duizendeenënzestig Morgens en tweehonderdvijftien Roeden aangeschreeven.
Het getal der Huizen was voormaals grooter dan tegenwoordig. Geduurende het tijdverloop van omtrent honderdëntwintig jaaren, te weeten van den Jaare 1632 tot in den Jaare 1749, zijn dezelve, van honderdtweeënzeventig, tot op honderdvierëndertig verminderd. De Kerk is ouderwetsch, doch plagt, in den tijd der stigtinge, een fraai gebouw te weezen. De Kerkleeraar, welke hier zijne wooning heeft, neemt tevens den predikdienst waar in het nabuurig Dorp Opmeer. ’Er woonen zeer veele Roomschgezinden. De Heer der Heerlijkheid heeft ’er eene fraaie landwooning. De Regeering bestaat uit Baljuw, Schout, die zomtijds te gelijk Sekretaris is, éénen Burgemeester, vijf Schepenen en zestien Vroedschappen.
