Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

SJAARDEMA, SIKKE

betekenis & definitie

een Friesch Edelman, om zijne ongemeene zucht voor ‘s Lands Vrijheid en grootmoedige belangeloosheid, zeer vermaard in de aloude Geschiedenissen. Hij wierdt gebooren omtrent het einde der Twaalfde, of het begin der Dertiende Eeuwe.

Dit leiden wij daar uit af, dat hij, omtrent het Jaar 1240, tot Potestaat van Friesland wierdt verkoozen; welke waardigheid, gelijk wij, op een bijzonder Artikel, vermeld hebben, niet dan aan Mannen van beproefde ervarenisse wierdt opgedraagen. Van zijne zucht voor den welvaart van ’t gemeene Land getuigt de voorspoed, welken het Gewest, onder zijne Regeering, genoot. Van de opgemelde hoedanigheden, Vrijheidsliefde en Belangeloosheid, kan het volgende ten voldingenden bewijze dienen. Tot geluk der Friesche Landzaaten, hadt het gezag, welk zich de Hollandsche Graaven over hen hadden weeten aan te matigen, in den leeftijd van SJAARDEMA, een einde genomen. Om die onafhanklijkheid te handhaaven, hadt men, voornaamelijk, aan hem het Potestaatschap opgedraagen. Intusschen bekleedde Koning WILLEM, onder de aloude Hollandsche Graaven, bij den naam van WILLEM DEN II bekend, de Graaflijke waardigheid over Holland. Heerschzuchtig van aart, en alles te werk stellende om zijn vermogen uit te breiden, gevoelde hij eenen heimelijken spijt, dat het gezag, welk zommigen zijner Voorzaaten, over Friesland, hadden geoeffend, op hem niet was afgedaald. Om deeze schade te beteren, zogt hij zich, op eene listige wijze, te wikkelen in de gunst van verscheiden Grooten.

Onder andere schonk hij aanzienlijke giften aan de Abten en Prelaaten, om hen alzo te beweegen tot aanneeminge van hem voor Heer van Friesland, gelijk zij zommigen zijner Voorzaaten daar voor erkend hadden. Zij aanvaardden de gunstbewijzen, doch droegen een te edel hart in hunnen boezem, om daar voor ‘s Lands Vrijheid en Onafhankelijkheid te verkoopen. Om evenwel den Koning niet plotseling voor het hoofd te stooten, en met een het uitzigt op verdere gunstbewijzen af te snijden, gaven ze een dubbelzinnig antwoord, en weezen hem tot ‘s Lands Potestaat SIKKE SJAARDEMA, als zonder wiens toestemming en medewerking de Graaf nimmer zijn doelwit zoude kunnen bereiken.

Straks wendde zich Koning WILLEM met eenen brief tot den Potestaat, vol van aanbiedingen van weldaaden en gunstbetooningen, indien bij hem, ter bekoominge van den begeerden titel en het daar aan verknogte gezag, de behulpzaame hand wilde leenen. Maar hoe groot was des Konings te leurstelling, wanneer hij, van den Vrijheidminnenden en Grootmoedigen Fries, eenen brief ontving, van den volgenden inhoud:

„Grootmagtige Koning!

„Wil u niet te vergeefs vermoeien. Meent Gij, dat ik, om mij en mijn Geslagt te verhelpen, een Verraader wil zijn, en de naakomelingen van die Vrijheid berooven, welke onze Voorvaders boven alle goederen geschat hebben? Verre zij van mij een geldgierig en oneerlijk hart! Vaarwel, en wil mij met uwe brieven niet meer begroeten in diervoegen: want ik wil naa deezen geene van U ontvangen. Uit onzen huize Sjaardema.”

Om zijnen afkeer van den aan hem gedaanen voorslag nog duidelijker te doen openbaar worden, vindt men aangetekend, dat SJAARDEMA, tot spijt van den Hollandschen Graave, gouden penningen liet slaan, op de eene zijde van welke men deeze woorden las: SIXTUS SJAARDEMA, POTESTAS FRISIAE; en op den anderen kant eenen Man verbeeld zag, die geld uit zijne hand liet vallen, zinspeelende op SJAARDEMA’S afwijzing van de Graaflijke aanbiedinge, met het Randschrift: LIBERTAS PRAEVALET AURO; „De Vrijheid is meer waardig dan het Goud.”

< >