Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schooterland

betekenis & definitie

SCHOOTERLAND, eene Grietenij, in Friesland, in het Kwartier van dat Gewest, de Zevenwouden genaamd, in ’t welk dezelve, in rang, de vijfde plaats bekleedt. Het is eene der Zuidlijkste Grietenijen der Provincie, grenzende zeer na aan Overijssel. Haare lengte wordt begroot op zeven, doch de doorgaande breedte op niet meer dan twee uuren gaans.

Da aloude benaaming deezer Grietenije was Schooterwerf, en dezelve, eertijds, met de nabuurige Grietenij Stellingwerf vereenigd. Te zamen kwamen zij met den Utrechtschen Bisschop, FREDRIK VAN BLANKENHEIM, welke, even als zijne Voorzaaten, zijn regtsgebied tot hier toe uitstrekte, in een geschil, welk in eenen openbaaren Oorlog zoude geëindigd zijn, ware het niet geweest door de tusschenkomst van scheidslieden, welke de twistenden met elkander bevredigden. Over het verdeedigen der Vrijheid, tegen de inkruipingen des Kerkvoogds, was deeze twist ontstaan; in welken de Landzaaten gerugsteund wierden door LEONARD, Heer tot Schwartzenberg, en HENDRIK DE GRAAF, Erfheer van Erkelens, die, van wegen Hertoge KAREL VAN GELDER, hier de Landvoogdij bekleedden. Ten blijke van de Vrijheidsliefde der Schooterlanders vindt men wijders aangetekend, dat dezelve, ten tijde der Saxische en Burgondische Regeeringe, niet dan naa het bieden van kloeken tegenstand, hunne halzen onder het dwangjuk kromden. Ter gelegenheid, dat, in den Jaare 1594, een Meirtje, groot honderd Pondemaaten, of veertig Morgens Lands, in deeze Grietenij, wierdt droog gemaakt, vondt men aldaar penningen van zeer oude munt. Zij hadden de grootte van onzen hedendaagschen Schelling, en moeten geslagen geweest zijn, in of naa het Jaar 1371.

Dit mag men afleiden uit het Bijschrift ARNOLDUS DE GRATIA EPISCOPUS TRAJECT. Zijnde ARNOLD, in gemelde jaar, Bisschop van Utrecht geworden.De Landen, onder Schooterland behoorende, zijn, in het Westlijk gedeelte, meestal, lang, en bestaan uit Veen- en Hooilanden. Meer Oostwaarts ontmoette men, eertijds, veele hooge en moerassige Veengronden. Sints men het water afgetapt, en de Turf daar van heeft afgegraaven, heeft men, in de plaats daar van, zeer goede Bouw- en Weilanden bekoomen. Men telt in deeze Grietenij achttien, of meer eigenlijk slegts veertien Dorpen, welke, in de gemeene zaaken, regt van stemmingen hebben. De eerste bepaaling heeft haaren grond in den misslag, volgens welken zommigen vier Buurten voor zo veele Dorpen genomen hebben. Behalven de Hervormden, ontmoet men hier twee Doopsgezinde Gemeenten, en eene Statie van Roomschgezinden.

Zie WINSEMIUS, Beschrijving van Friesland.

< >