SCHERMER, eigenlijk de Schermermeer, ook wel, en gemeenlijk, de Schermeer genaamd, is eene zeer aanzienlijke Bedijking, in het gedeelte van Noordholland, het Baljuwschap van de Nieuwburgen genaamd; zij grenst ten Noorden aan de Heer-Huigenwaard, en ten Westen aan het Regtsgebied der Stad Alkmaar. Tot in den Jaare 1631, was de Schermermeer even gelijk verscheiden andere thans vrugtbaare landstreeken in deezen oord van Holland, een uitgestrekte waterplas. Op den zeventwintigsten September des gemelden jaars verleenden ’s Lands Staaten Octroij, om het Meir in dijk te mogen brengen.
Naa een tijdverloop van vier jaaren hadt men ’t werk tot zo verre voltooid, dat aan de onderneemers, hunne aandeelen, bij Loting, wierden uitgegeeven. Volgens opgave in de Lijst der Verpondingen, bevat de drooggemaakte grond zesduizend honderdeenenzestig Morgens en vijfhonderd drieëntachtig Roeden Lands, van welke Lasten betaald worden; alles beslooten in eenen Ringdijk van omtrent negenduizend Roeden. Volgens de laatste telling, stonden, in den Jaare 1749, in het Schermermeer, tweehonderd en zestig Huizen. Ten dienste der Opgezeetenen, staan, in deeze Bedijking, twee Kerken: de Bedijkte-Schermerkerk, en de Zuid-Schermerkerk, ook wel het zwarte Kerkje genoemd. Van wegen het platte Land, volgens zekere vastgestelde schikking, moeten deeze Kerkgebouwen, de predikdienst, en ’t geen verder daar toe behoort, onderhouden en bekostigd worden. Voorts staan de gemeene belangen van Schermermeer, het toezigt op den Ringdijk, op Wegen, Slooten, Sluizen, Molens, en ’t geen verder het platte Land betreft, aan het opzigt van eenen Dijkgraave en zeven Heemraaden; welke, ten overstaan van Hoofd-Ingelanden, die achttien in getal zijn, in de maand April, in een der Vertrekken van het Stadshuis te Alkmaar, eene jaarlijksche Vergadering houden.