Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schakenbosch

betekenis & definitie

SCHAKENBOSCH. Bij deezen naam zijn bekend zekere Landen, ook wel eene Heerlijkheid geheeten, in Hollands gedeelte Rhijnland, en meer bepaaldelijk in de Heerlijkheid Veur gelegen.

Ruim vijftig jaaren geleeden, wierden deeze Landen bezeeten bij Jonkvrouwe ADRIANA CONSTANTIN SCHIER, Vrijvrouwe van Warmenhuizen en Bennenbroek, en naa haar overlijden verkogt, als een onsterflijk Erfleen, aan Jonkvrouwe KATHARINA NOORTHEY, zedert gehuwd aan den Heere Mr. HENRIK GEVERS, Raad in de Vroedschap der Stad Rotterdam, voor eene somme van achttienduizend driehonderd guldens. De Heerlijke Voorregten en Geregtigheden van Wild, Konijnenen Wildernissen, zijn aan deeze Landen verknogt. De waare naamsreden is ons niet gebleeken. Het bijvoegzel, Bosch, ontleent zijnen oorsprong van het Bosch, ’t welk, volgens des kundigen, van ouds, in deezen oord zoude gestaan hebben. PHILIPS, Graaf van Ligne, Heer van Wassenaar, Voorschooten, als mede van Schakenbosch, liet, in den Jaare 1569, daar van eene Kaart maaken, die naderhand gekoomen is in handen van den Schrijver der Kerkelijke Oudheden. Volgens deeze Kaart, bezat het Bosch, in dien tijd, eene uitgestrektheid van ruim zevenënveertig Morgens. Gelijk elders, in dien oord, dus heeft men ook, zedert, het geboomte uitgerooid, en den grond in open land veranderd. Tot eene gedagtenisse, leest men nog, in den Voorgevel van den Herberg, in deeze Heerlijkheid, de woorden: DIT IS SCHAKENBOSCH.

Zie VAN HEUSSEN, Kerkelijke Oudheden.

< >