een der dus genaamde Voor-Eilanden, in Amerika, aan de Nederlandsche Westïndische Maatschappij, of, zedert derzelver vernietiging, onlangs voorgevallen, aan de Algemeene Staaten der Veréénigde Nederlanden toehehoorende. Geduurende de onlusten van den Staat met de Koninkrijken Frankrijk en Engeland, veranderde het, dikmaals, van eigenaaren.
De verovering daar van, door de Engelschen, was een der vijandelijke bedrijven buiten Europa, welke, in den Jaare 1664, den Oorlog aankondigden. Sedert maakten ’er zich de Franschen meester van; welke het, bij de Vredehandeling van den Jaare 1667, aan de onzen wederom afstonden. In den Jaare 1689 ontnamen zij het wederom aan de Staaten, om het, evenwel, niet langer te behouden, dan tot in het volgende jaar, wanneer de Engelschen hetzelve aan hun ontweldigden, om het, eerlang, te stellen in de handen van zijne oude eigenaars. Nog in versch geheugen legt de jongste verovering van S. Eustatius, in den laatst gevoerden Oorlog met Engeland, door den Admiraal RODNEY, en de herovering door de Franschen, welke het aan zijne wettige bezitters, edelmoediglijk, te rug gaven.
Het Eiland S. Eustatius is eigenlijk niet anders dan een Berg, welks voetstuk op den bodem der Zee rust, en waar van het toppunt zich, onder de gedaante van een Suikerbrood, verheft. Op zijn meest kan het niet meer dan vijf mijlen in zijnen omtrek haalen. De Maatschappij heeft ’er eene Sterkte aangeleid. Ook is ’er eene Gereformeerde Kerk, die door éénen Leeraar wordt bediend. Suiker en Tabak zijn de voornaamste voortbrengzels. Daarenboven worden ’er gedroogde Huiden vandaan gehaald.