DE RIEDERWAARD, eene Landstreek, in Zuidholland in aloude tijden van veel grooter uitgestrektheid dan ten huidigen dage. Tegenwoordig bevat zij niets meer dan het Ambagt Riederkerk, en grenst, ten Zuiden, aan den Zwijndregtschen Waard.
De reden der benaaminge moet, hoogstwaarschïjnlijk, gezogt worden in den alouden eigendom deezer Landstreeke, als toebehoord hebbende aan het Geslagt van RIEDE, afstammende van een jonger Zoon van het aanzienlijk aloud Geslagt VAN DE MERWEDE. De Riederwaard, door dit Geslagt in dijk gebragt zijnde, zou, vervolgens, daar van den naam ontleend hebben. Dit althans is zeker, dat het Huis VAN RIEDE, eertijds, in deezen oord, zeer uitgebreide goederen en landeigendommen plagt te bezitten. Omtrent het midden der Elfde Eeuwe vindt men reeds daar van gewag gemaakt. De Riederwaard, ruim driehonderd jaaren laater, door een zwaaren vloed overstroomd zijnde, bleef onder de wateren bedolven, tot aan het begin der Vijftiende Eeuwe, wanneer hij, volgens Handvest van Hertog ALBREGT VAN BEYEREN, van nieuws, in dijk gebragt wierdt. Een Dijkgraaf en vijf Hoogdijkheemraaden oeffenen hier het Dijksgeregt, met het geen daar aan verknogt is. — In de Riederwaard legt het Ambagt Riederkerk, van groote uitgestrektheid, als bevattende achttienhonderd Morgens Lands. Het getal der Huizen vinden wij onderscheidenlijk opgegeeven. Het middengetal, in dit verschil, is tweehonderdzestig. De Kerk is een zeer fraai gebouw, doch van welke de tijd der stigtinge onbekend is. Volgens zommigen zou de Kerk niet zo oud zijn als het Dorp. Zij wordt door haaren eigen Leeraar bediend.