OLDEKLOOSTER, van ouds Bloemkamp genaamd, was eertijds een zeer vermaard Klooster of Abtdij, van de Orde der Cistersiensers, in Friesland, onder de Grietenij Wonzeradeel, nog geen half uur gaans ten Oosten van de Stad Bolswerd, in het Kwartier van Westergo. Volgens 't gemeen gevoelen zoude het Klooster eenen aanvang genomen hebben aan het einde der Twaalfde Eeuwe, en gestigt zijn door drie broeders, uit het nabuurig Dorp Wommels, TETHARDUS, HERDRADUS en SIBOLDUS; de twee eersten waren Priesters, de derde een Leek. Van BALDUINUS DEN II, Bisschop van Utrecht, verlof tot den Kloosterbouw verworven hebbende, scbonken zij vervolgens aan het gestigt alle hunne vaste en roerende goederen, en namen hun verblijf daar binnen. TETHARDUS, de oudste der broederen, wierdt de eerste Abt. Zijne opvolgers, dertig in getal, bekleedden geenzins den laagsten rang onder lieden van hunne Orde. Oldeklooster nam toe in rijkdom en vermaardheid. WINSEMIUS gaf 'er den naam aan van het fraaiste en voortreffelijkste Klooster van gantsch Friesland; en wil men dat de naam van Bloemkamp daar aan zou gegeeven zijn, om den bevalligen en welvoorzienen Bloemhof, dien de Kloosterbroeders daar bij hadden aangeleid. Niet blootelijk tot eigen onderhoud of vermaak wierden, intusschen, de eigendommen der gewijde Broederschap aangewend. Bijkans twee uuren gaans ten Westen van het Klooster, aan den Zeekant, legt een Vlek, Makkum geheeten. Om het Gewest van overtollig Binnenwater te ontlasten, hadt men hier, reeds in overoude tijden, eene Zijl of Sluis aangeleid. In den Jaare 1537 vorderde dezelve eene aanmerkelijke vermaaking en vergrooting; waar toe zeer veele arbeiders vereischt wierden. Oldeklooster holp dit werk bekostigen, en leverde, onder andere, Boter voor zo veele monden, dat een aantal van vierenvijftig Koeien daar van niet genoeg konde leveren, maar de Kellenaar of Mondverzorger van het Klooster, JAN VAN LEEUWAARDEN genaamd, nog twaalf Tonnen daar toe moest koopen. De woedende Herdoopers, met hunne dweeperij en vernielingen, allerwege rond zwervende, maakten zich, voor eene wijle tijds, meester van het gestigt; doch wierden 'er uit gejaagd, door den Stadhouder van 't Gewest, GEORG SCHENK; die den gepleegden moedwil betaald zette aan de Bende, met vierentwintig daar van te doen ophangen, vijftien het hoofd voor de voeten te leggen, en eenige Vrouwen, mede onder den hoop gemengd, in 't water te smooren. Op den negentienden October des Jaars 1572, wierdt het Klooster uitgeplonderd en verwoest. Tot heden toe is, evenwel, de naam daar van nog in weezen gebleeven, in eene aanzienlijke Boerderij, op den grond daar van aangeleid.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk