Amsterdamsch MIRAKEL. Zeer vermaard, in de Geschiedenissen van Amsterdam, is het Mirakel of Wonderwerk, 't geen, naar men wil, een weinig voor het midden der Veertiende Eeuwe, aldaar zou gebeurd zijn. Het beloop en de omstandigheden daar van worden aldus verhaald. Een zeker persoon, leggende op het krankbedde, op Dingsdag den zestienden van Maart des jaars 1345, kort naa Vespertijd, het Sacrament ontvangen, doch lang naa zonnenondergang, hetzelve wederom hebbende uitgebraakt, wierdt het door de Vrouwen, die den kranke oppasten, ontvangen in een zuiver vat, en voorts in 't vuur geworpen. Eene der Vrouwen, 's anderendaags, omtrent Priemtijd, zijnde gaan zitten bij het vuur, 't welk den gantschen nacht gebrand hadt, zag, midden in de vlammen, de Hostie, zo geheel wit, als zij ze in de hand des Priesters ooit gezien hadt. Zonder zich te branden, greep zij de Hostie uit het vuur, en leide dezelve van de eene hand in de andere. De Hostie, midlerwijl, eene vuurige gedaante hebbende aangenomen, wierdt gegeeven aan eene Vrouwe, die de zelve, bewonden in een zuiveren doek, in een kist sloot. De man deezer Vrouwe, thuis gekomen zijnde, en gehoord hebbende wat 'er gebeurd was, nam de Hostie uit de kist, en ontdekte, bij het naauwkeurig bezigtigen van dezelve, dat zij zich in zijne hand bewoog, even als het hart van eenen snoek, die geopend was. Ter plaatze, alwaar de man de Hostie hadt aangeraakt, bekwam dezelve eene vlak, die 'er, honderd en meer jaaren daarnaa, nog duidelijk aan te zien was. De Priester, dus vervolgt het verhaal, vervolgens gehaald zijnde, nam de Hostie uit de hand, en leide haar neder in de Ciborie; doch deeze wierdt, kort daar op, ledig, en de Hostie, van nieuws, in de kist bevonden. Twee of drie maalen gebeurde dit wonderverschijnzel, zelf naa dat de Hostie in de Oude Kerk was overgebragt. Dit bewoog, eindelijk, den Priester, de Hostie, staatelijk en met veel plegtigheids, van daar te haalen, en na de voorgaande plaats over te brengen. Het verhaal voegt 'er nevens, dat een kind van meergenoemde Man en Vrouw, met vallende ziekte gekweld zijnde, van die kwaale geneezen wierdt, naa dat de Ouders en Vrienden het Sacrament, in de Oude Kerk, eerbiediglijk bezogt, en aldaar hunne offeranden gedaan hadden.
Dus luidt het verhaal van een voorval, 't welk, hoe twijfelagtig ook, en aan verscheiden bedenkelijkheden onderhevig, nogthans aanleiding gaf tot het stigten van eene Kapel, op de plaats, alwaar het Wonderwerk gezegd wordt gebeurd te zijn, welke, onder den naam van Kapelle der Heilige Stede, thans de Nieuwezijds Kapelle, eeuwen agter elkander vermaard is gebleeven.