Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HILVERSUM

betekenis & definitie

HILVERSUM, EEN DOrp in Gooiland, omtrent twee uuren gaans van de Stad Naarden, zeer bekoorlijk in zijne ligging, van wegen de verscheidenheid van verschietzigten, midden in hoogten en heuvels, die meestal beplant en bezaaid worden. Indien men kan afgaan op de Verpondingslijsten van de Jaaren 1632 en 1732, moet het Dorp, in dien tusschentijd, zeer aanmerkelijk in bloei toegenomen, en ’t getal der Huizen met driehonderdzeventien vermeerderd zijn.

Want in ’t eerstgemelde jaar telde men ’er slegts honderdzesenveertig, en in het laatste vierhonderddrieënzestig Huizen. Hoe veel het tegenwoordige getal bedraage, is ons niet gebleeken, zints den schroomlijkend brand, welke, op den vijfden Junij des jaars 1766, bijkans het geheele Dorp in een puinhoop veranderde. Eene aandoenlijke Beschrijving van dat deerlijk ongeval is te vinden in het bekende Weekschrift de Philosoof. Zedert, egter, is de Plaats, in bijkans ongelooflijk korten tijd, wederom in bloei gereezen. De voornaame bron daar van is, deels de Landbouw, deels de Reederij van zekere gestreepte Katoenen Stoffen, onder den naam van Hilversummer Bont bekend. Daarenboven wordt ’er eene menigte Gang- en Vloerkleeden bereid. ’t Een en ander houdt ’er een goed getal Weefgetouwen aan den gang. De Kerk der Hervormden is een zwaar gebouw, met een hoogen Toren, die, over de Heide, op een merkelijken afstand zigtbaar is. Men vindt ’er ook zeer veele Roomschgezinden.

< >