HEERENVEEN, EEN Groot, welvaarend en fraai betimmerd Dorp of Vlek, in Friesland, in het Kwartier der Zevenwouden, gelegen op de grensscheidingen van drie Grietenijen, Haskerland, Schoterland en Aengewirden, tot ieder van welke een gedeelte der Plaatze behoort. Het Vlek ontleent zijnen naam van een uitgebreid Veen, in de nabuurschap gelegen.
Volgens SCHOTANUS ZOU DIt, weleer, een groote Moeras geweest zijn, doch vervolgens, droog gemaakt zijnde, veel Turf hebben uitgeleverd, zo als het nog doet. De Heer PIETER VAN DEKAMA, RIDDER en Raadsheer in het Hof van Friesland, nevens de Heeren KUYK EN FOITS, KOGTEN, naderhand, deeze Veenlanden van de eigenaars of droogmaakers. De koopbrief, gedagtekend den 24 Junij des Jaars 1551, is nog voorhanden. Om deeze koopgemeenschap wierden de koopers de Heeren Kompagnons, en hun eigendom het Heerenveen, zo veel als het Veen der Heeren genaamd. Ter bekoominge van eene voegzaame gelegenheid om de Turf, te water, te verzenden, wierdt men te raade, eenen Vaart te graaven, aan den Oostkant van het Veen, omtrent het Dorp Oldehorne, tot in de Kuinder, om alzo, langs dit riviertje, een vrijen uittogt te hebben in de Zuiderzee, en aldus, na Holland en elders, de Turf te kunnen verzenden. Doch vermids dit riviertje te ondiep wierdt bevonden, veranderde men van plan.
Van ’t Hasscher Konvent af groef men eenen Vaart, dwars door dit Vlek, tot aan de Veenen. Vijf jaaren besteedde men aan het graaven van deezen Vaart, zedert, naar de Heeren Kompagnons, de Heerensloot genoemd. Deeze Vaart, bijkans vier uuren gaans lang, is, van de Brandsterschans, eene Buurt, omtrent een vierendeel uurs van Heerenveen gelegen, tot aan dit Vlek, en verder Oostwaarts, na de Veenen, meer dan een uur gaans, in de lengte, aan beide zijden bebouwd met Burgerhuizen, en deftige Boerenwooningen. De lange streek huizen, boven het Heerenveen, hoewel onder de algemeene benaaming van de Knijpe bekend, voert egter, hier en daar, onderscheidene naamen, van ’t Meir, de eigenlijke Knijpe, Nieuw-Brongerga en Nieuw-Katlijk. Wegens het getal en tot gemak der bewooneren, wierdt, in dien streek, in den Jaare 1661, eene Kerk gestigt, en met een eigen Predikant voorzien. Ook heeft men, in den Jaare 1715 in den Bandsterschans, eene Kerk gebouwd.De eerste stigting van het Vlek Heerenveen moet gesteld worden op het begin der voorgaande Eeuwe. Zedert het Jaar 1613 hadt de Hervormde Gemeente aldaar een eigen Leeraar, doch die, in een gemeenen Schuur, den predikdienst verrigtte, tot in het Jaar 1633, wanneer men ’er eene Kerk timmerde. Vermids deeze Kerk stondt op de grensscheiding, tusschen de Grietenijen Schoterland en Aengewirden, gaf zulks aanleiding tot oneenigheden tusschen de wederzijdsche Grietmannen. Slegts een korten tijd wierdt hierom dit gebouw tot den predikdienst gebruikt. In den Jaare 1637 deedt de Grietman van Schoterland, in zijne eigen Grietenij, eene fraaie Kruiskerk bouwen; de Ridderlijke Duitsche Orde, ter Balije van Utrecht, hadt daartoe den grond geschonken. Van het eerstgemelde Kerkgebouw wordt thans de eene helft tot eene Waag, de andere tot eene School gebruikt.
De Doopsgezinden, welke hier vrij talrijk zijn, en voorheen onderscheidene Vergaderplaatzen hadden, verzamelen ’er, zints eenigen tijd, in één Predikhuis. Wijders is hier ook eene Statie van Roomsgezinden.
Het Heerenveen, ’t welk, in getal van inwooners, meenige Stad overtreft, is niet alleen digt bebouwd met een aanzienlijk getal fraai Burgerhuizen, maar pronkt, daarenboven, met eenige fraaie Heerenhuizen, uit twee van welke fraaie Torens ten dake uitsteeken. Een aanschouwer, staande in ’t Zuidwesten der Plaatze, hebbende de Knijpe ter regter, en den Heerenwal nevens Bandsterschans ter slinkerzijde, verbeeldt zich, eene wijduitgestrekte Stad te zien, pronkende, in ’t midden, met drie fraaie Torens. Misschien moet, in den bloei, welvaart en ’t aanzien deezes Vleks, de reden gezogt worden, waarom, met voorbijgaan der Stad Slooten, in het zelfde Kwartier gelegen, de Maandlijksche Klassikaale Vergadering van Zevenwouden, en om ieder zevende jaar de Sijnodaale Vergadering der geheele Provincie, hier gehouden wordt.
Zeer koop- en neringrijk is voorts dit Vlek. Men vindt aldaar Scheepstimmerwerven, Kalkovens, verscheiden Molens, Brouwerijen, een groot getal aanzienlijke Winkels van verschillenden aart, eene Boekdrukkerij, en vooral eene groote menigte Horologiemaakers. De zo genoemde Friesche Klokken, of Uurwerken, worden hier en in het nabuurige Vlek de Jouwer, meestal gemaakt. De Weekmarkt, vooral in den Herfst, is zeer bloeiende; meer dan driehonderd Wagens, met Rogge of Boekweit belaaden, ziet men ’er alsdan zomtijds aankoomen.
In den Jaare 1672, toen de Franschen een goed deel van Nederland bemagtigd hadden, en Friesland insgelijks gedreigd wierdt, leide men, rondom dit Vlek, om het Gewest te dekken, een Aarden Wal, van eene dubbele Gragt omringd. De Bezetting, bestaande deels uit Burger-Kompagniën, getrokken uit de Steden Leeuwarden en Franeker, deels uit Staatsche Knegten, stondt onder het bevel van Prinse MAURITS VAN NASSAU EN HENrik Kazimir VAN NASSAU, ERFSTadhouder van Friesland, nevens de Generaals VAN RABENHAUB EN JR. HANS WILLEM VAN AILVA. IN DEN nacht tusschen den achttienden en negentienden Augustus diens jaars, deeden de Munsterschen, tot driemaalen toe, eenen geweldigen aanval op deeze Plaats, doch wierden telkens van daar, en vervolgens uit het geheele Gewest, verdreeven. Veel vroeger, te weeten in den Jaaren 1622, hadt eene Spaansche Keurbende, van achthonderd Knegten en zeventig Ruiters, eenen aanval op Heerenveen gedaan, met oogmerk om langs dien weg zich tot in ’t hart der Provincie eenen weg te baanen. Doch de moed der Burgeren deedt hun, wel haast, den hertred neemen. Diergelijk eene bejegening ontmoette ook den Spanjaarden, voor de Ronduit, op den weg na het Dorp Oldeschoot gelegen, en die in allerijl versterkt was.