Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-07-2022

GRIMALDI, REINIER

betekenis & definitie

van Genua, was, in het Jaar 1304, Admiraal van Frankrijk. Tot onderstand van Graaf JAN DEN II en van de Hollanders, kwam hij herwaards, om de magt der Vlamingen te helpen dempen; loopende hij, met zijne Vloot, de Maas binnen, en tot voor Schiedam: terwijl de Hollandsche Vloot gereed lag voor Geertruidenberg. Niet lang toefde GRIMALDI, maar den voortogt neemende, voer hij langs de Bornisse, een Water, welk eertijds de Landen van Voorne en Putten van elkander scheidde, tot in het Haringvliet, en werd van de Hollandsche Vloot gevolgd. Een hevige storm hield de Vlooten drie Etmaalen op.

Naderhand, in het gezicht van Zierikzee, ’t welk door de Vlamingen belegerd was, gekomen zijnde, vuurden de Vlootelingen, van de toppen der Masten, om den belegerden kennis van hunne aankomst te geeven; ’t welk, uit de Stad, met vuuren beantwoord werd. De stilte na den Storm, was zo groot, dat de Schepen naauwlijks een Boogscheut wegs, op een geheelen dag, konden afleggen. Met veele moeite naderden ze, eindelijk, tot onder Zierikzee, en lieten aldaar het Anker vallen. Veel werks had het in, om te voorzien in ’t gebrek aan leeftogt.

GUI, Graaf van Vlaanderen , in het Jaar 1304, kennis gekreegen hebbende van het naderen der vereenigde Vloot, liet 10,000 mannen voor Zierikzee leggen, en begaf zig, met de rest van het Leger, aan boord zijner Schepen, die voor de Stad ten Anker lagen. Op den 1,0 van de maand Augustus raakten de Vlooten aan malkander, op ’t Gouwe, tusschen Schouwen en Duiveland, niet verre van Zierikzee. GRIMALDI, door de Ebbe genoodzaakt zijnde, aftehouden, raakten eenige zijner Scheepen, op een droogte , voor de Stad , aan den grond, en moesten ’er, tot dat de Vloed kwam, blijven leggen. Ter naauwer nood ontkwamen ze het gevaar van verbrand te worden. De Admiraal en Jonkheer WILLEM hadden beslooten, het gevegt, niet voor ’s daags daaraan, te hervatten; doch tegen den avond, met het wassend water, kwamen de Vlamingen op hun af. Ter stond werden de vereenigde Vlooten in slagorde gesteld, en van de Hollandsche zijde, eerst uit zestig Oestelen, en tweehonderd Bank-Aamborsten, en daarna uit meer dan duizend, op den Vijand geschooten, De Blijden, waaruit men Steenen wierp, wierden ook, zo lang ze dienst konden doen, gebruikt; waar tegen de Vlamingen ook niet schuldig bleeven.

Onophoudelijk zag men de lugt vervuld met een hagelbui pijlen, waar van het gesnor, een mijl verre, kon gehoord worden. De stranden weergamden van het geroep van Holland, Holland! Parijs, Parijs!

In den aanval was het den Vlamingen gelukt, drie onzer Schepen te bemagtigen, op welke zij eene geweldige slagting aanrigtten. De Hollanders vermeesterden daar na een Vlaamsch Schip, dat dergelijk lot onderging. GRIMALDI, ziende meer te zullen kunnen verrigten, indien hij de Viamingers aan boord klampte, gaf daar toe bevel. Ten zelven tijde raakten, vier van zijne Schepen wederom vlot, en gingen terstond op den Vijand los, die dezelve, met allerhande handgeweer, ja zelfs net brandende houten, te keer ging.

Kortom, de zege, die men op den Vijand behaalde, was volkomen. De Graaf van Vlaanderen werd, ’s daags daaraan, door GRIMALDI, gevangengenomen; het welk het ontzet van Zierikzee ten gevolge had.

Zie MELIS STOKE. Oude Holl. Chronijk, enz.

< >