is een vaart, met een gedeelte van een natuurlijken stroom, dwars liggende, tusschen den Rhijn en den Hollandschen IJssel. ANDREAS, Bisschop van Utrecht, heeft, in den Jaare 1139, aan de Kerke van Sr. Salvator geschonken, alle de Tienden van de nieuw bebouwde landen, daar aan behoorende, als mede het waereldlijk regt. Graaf FLORIS DE V noemde deeze vaart, in zijn giftbrief van het Jaar 1281, de Goude. Daar is ’er ook een tusschen de Zeeuwsche stroomen, die Keizer OTTO DE II, in den Jaare 974, de Rivier Golda heeft genaamd.
MELIS STOKE noemde deeze vaart ook de Goude, als hij zegt:
Op de Goude vochten al den nacht
Ende in Middelburg bin der gracht,
ALTING, Not. Germ. Inf. Part. II, pag. 71, M.
STOKE, in JAN DE II.