Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 20-10-2022

GEORG WILHELM, KEURVORST VAN BRANDENBURG

betekenis & definitie

werd den 3 November des Jaars 1595 gebooren, en in den Jaare 1611 van zijn vader, Keurvorst JOHAN SIGISMUND, op de universiteit te Frankfort aan den Oder gezonden. Maar in ’t volgende Jaar ging hij naar Frankfort aan den Main , om de verkiezing van den Keizer MATTHIAS bij te woonen. Wanneer in den Jaare 1613 de Markgraaf ERNST, geweezen Gouverneur van ’t Gulikerland, gestorven was, begaf hij zig op vaderlijk bevel derwaards, en nam de Regeering van dat Land op zig. In den Jaare 1619 gaf hem zijn vader, weinig tijds voor zijn dood, ook de Keurvorstelijke Regeering over, die om de ellendige tijden in geen voordeeligen stand was: want hij moest gedoogen, dat zijn ongelukkige zwager FREDERIK DE V, van den Throon van Boheemen gestooten, verder naar Holland moest vlugten; ook erkende hem de Hertog MAXIMILIAAN van Beijeren niet eer voor in den Jaare 1627. Daarenboven werd hem van de Spanjaarden, die zig met den Paltsgraave van Nieuburg hadden verbonden, de oorlog aangedaan over ’t Erfregt van de Guliksche Landen; en schoon hij de Hollanders te hulpe had, wierd nogthans de vesting Gulik met het Graafschap Mark en Ravestein, mitsgaders een groot gedeelte van ’t Hertogdom Kleef, aan den Paltsgraaf van Nieuburg toegedeelt. In den Jaare 1622 nam Hertog CHRISTIAAN van Brunswijk Lipstad, en eenige plaatzen in de Mark, van de Spanjaarden , maar hield in Soest en elders zeer slegt huis.

In het volgende Jaar namen de Keizerlijken Sparenberg, en het overige van de Graafschappen Mark en Ravenstein weer in, hoe wel de Hollanders in ’t Jaar 1628 Sparenberg voor den Keurvorst wederom veroverden. In den Jaare 1626 vielen de Keizerschen, onder den Graave VAN MANSFELD, onder voorwendzel van de Deenen te vervolgen, in zijn Land, bemagtigden eenige vestingen, en bezetten zelfs Berlijn, schoon de Keurvorst tot dus verre zig onzijdig gedraagen had. Hij trok ondertusschen in ’t Jaar 1627 naar Pruissen, genoodzaakt zijnde daar orders te stellen, en zig te hoeden voor de onheilen, die uit den Poolschen en Zweedschen oorlog ontstaan konden, vermits dat Land reeds door de winterlegeringen van beide de strijdende partijen bedorven werd. In den Jaare 1629 schepte hij wederom adem, inzonderheid door eene bemiddeling of zesjaarig bestand, waar bij hij nogthans de Marienburgsche Werder, benevens de voornaame havens Memel en Pillau, tot den Jaare 1635 in Zweedsche handen laaten moest. In dat Jaar trad de Keurvorst ook in een provisioneel verdrag met den Graave van Palts-Nieuburg, dien de keuze gegeeven werd, het Hertogdom Kleef of Berg voor zig te verkiezen; maar vermits de Hollanders deezen nabuur in ’t Kleefsche niet hebben wilden, en reeds in dat Jaar Wezel uit der Spanjaarden handen ontwrongen hadden, bragten zij het zo verre, dat ’er in ’t volgende Jaar een verandering in gemaakt werd, volgens welke de naastkomende 25 Jaaren de Keurvorst het Hertogdom Kleef en ’t Graafschap Mark, en Nieuburg het Hertogdom Gulik en Berg, te gelijk met de Graafschappen Ravestein en Breskesant, bezitten zouden, en ’t Graafschap Ravensberg zo lang onverdeeld geregeerd worden.

Men vorderde in dat zelve Jaar 1629, uit hoofde van de Herstellingsplakaaten, van den Keurvorst de Bisdommen Brandenburg, Havelberg en Lebus, mitsgaders veele bijzondere Kloosters: maar hij bewoog zijnen zwager GUSTAAF ADOLF, Koning van Zweden, de Duitsche onlusten met ernst ter harte te neemen; was ook van voorneemen verder onzijdig te blijven, schoon de Koning van Zweeden reeds in den Jaare 1630 in Pomeren gevallen was. De Keizer kon ook door zijne Afgezanten op de Leipziger bijeenkomst bij Brandenburg, al zo weinig als bij de andere Protestanten, in den Jaare 1631 bet zo verre brengen, dat men zig opentlijk voor zijne partij verklaarde, maar men was vergenoegd, vermits men onder de zegenrijke Wapenen van den Koning van Zweeden zig in goeden tegenweer tegen den Keizer zetten kon, dat men uitlandsche hulpe niet nodig had, en zig zelve wel verdedigen kon. Ondertusschen maakte de Koning GUSTAAF niet lang werk in Pomeren; want na dat hij dat gantsche Land overmeesterd had, trok hij ook in de Mark, en joeg de Keizerschen uit Lokenitz, Prenslow, Nieuw-Brandenburg, Clempenau, Treptou en Loilz. TILLY wilde de Stad Demmin te hulp komen, maar kwam te laat, en regtte tegen den Koning verder niet uit, dan dat hij de bezetting van Nieuw Brandenburg voor een groot gedeelte neder hieuw. Na dat zig dezelve te rug en naar Maagdenburg gewend had, ging de Koning verder, veroverde Frankfort aan aan Oder stormenderband, en Landsberg aan de Warte bij verdrag; waar op hij verder voortrukte, staande zijn Leger neder, met verre van Berlijn, en bragt den Keurvorst zo verre, dat hij Zweedsche bezetting in Spandau innam, die hij wederom wegneemen zou, zo haast de Koning van Zweeden TILLY voor het belegerde Maagdenburg had doen opbreeken.

Maar toen deeze Stad voor de aankomst van de Zweedsche hulp door storm overgegaan was, werd Spandau weder door den Keurvorst bezet, hoe wel de Koning hem naderhand genoegzaam dwong, die plaats weder in zijne magt te laaten. De Keurvorst ontschuldigde zig bij den Keizer hier over, die egter geloofde, dat het een bestooken werk was, en dat de Keurvorst zig slegts had laaten dwingen. De Zweeden sloegen zig hier op langs de Havel neder, en maakten, daar dezelve, in de Elve valt, een sterke schans, die de volgende tien Jaaren, dan eens in de Zweedsche, dan eens in der Saxen handen geweest is, tot dat Keurvorst FREDRIK WILLEM dezelve in den jaare 1641 liet slegten. Vermits nu TILLY met al zijne magt op den Koning los ging, en hem wederom tot een veldslag utnodigde, of dwingen wilde over de Elve te rug te trekken, moest de Oude Mark daar door veel uitdaan; tot dat TILLY na vergeefsche moeite, en bij Wolmerstad drie Regimenten te paard verlooren te hebben, uit gebrek van voorraad weder naar het Maagdenburgsche moest wijken; waar door de Mark eenige Iugt schepte. Het wegneemen van Leipzig noodzaakte de Saxen met den Koning een verbond aan te gaan. In dit verbond trad ook onze Keurvorst; woonde den Krijgs-Raad te Duben in persoon bij, en liet na de gelukkige uitkomst van den slag van Leipzig zijne troupen onder den Saxischen Generaal ARNHEIM tegen de Keizerschen in Boheemen en Silesie dienen; daar egter weinig uitgeregt werd: ’t welk aan een heimelijk verltand, dat de gemelde Generaal met de Keizerschen zou gehouden hebben, toegeschreeven wierd. Ondertusschen bragt men op ’t tapijt, dat men deezen Vorst tot beschermer der Protestanten zou verkiezen.

Ten dien einde zou zijn zoon Prins FREDRIK WILLEM met de Kroonprinsesse CHRISTINA trouwen; maar wijl in den Jaare 1631 in den slag bij Lutzen, de Koning sneuvelde, wiens lijk de Keurvorst tot aan Wolgast begeleidde, liepen alle deeze voorneemens te niet. In de Jaaren 1633 en 1634 kreegen de Zweeden en Hessen een groot gedeelte van de Westphaalsche Landen in hun geweld, daar de Keurvorst weinig voordeel bij ontfing: want de Keizerschen joegen de zelve daar weder uit, en behielden ’t tot aan het vredesverbond in Lipstad. In den Jaare 1633 namen de Keizerschen Frankfort en Landsberg weder in, ’t geen hen in 't volgende Jaar weder ontrukt werd: in welk Jaar de Keurvorst ook Spandau wederom bezette, vermits de Zweeden na den Nortlinger slag daar van afstaan moesten. Ook bewilligde hij in de afzonderlijke vrede, in ’t Jaar 1635, tusschen den Keizer en Keur-Saxen te Pirna geslooten, waar door de Zweeden op een gevoegelijke wijze weder uit Silefie verhuizen moesten, en hem in zijn Erfregt niet hinderen konden. Op den 10 Junij des Jaars 1630, werd tusschen den Koning van Zweeden en den Hertog BOGISLAUS een vergelijk gemaakt, daar Keur-Brandenburg als handhaver over gesteld werd, dat de Zweeden Pomeren zo lang in bezit zouden houden, tot dat bij de vrede bedongen was, dat Pomeren vrij zou zijn van de onkosten des oorlogs te helpen betaalen, ’t welk de Koning van Zweeden van den Keizer eischte. In dit Jaar werd de loopende stilstand van wapenen tusschen de Zweeden en Poolen, inzonderheid door zijne bemiddeling, tot 26 Jaaren verlengt, waar door de Poolen alles wat de Zweeden in Pruissen bezaaten, en de Keurvorst zo lang in bewaaring gehad hadde, weder bekwamen, en hij weder meester werd van Memel en Pillau. Hij had wegens deeze Landen, in den Jaare 1632, zijne Gezanten op den verkiezingsdag te Waarschouw gezonden, dien egter geen stemming in de zelve door de Poolen vergund werd, schoon zij zulks eischten: maar zij woonden egter, in den Jaare 1633, de kroning van den Koning ut WLADISLAUS bij, en gingen in de processie met den oudsten Koninglijken prins.

In den Jaare 1635 zag het wederom zeer slegt in de Mark uit, doordien de Zweeden en Saxen malkander in de zelve wakker najaagden. De laatste namen Havelberg, de Werberschans, Radenau en Brandenburg in, maar werden, in den Jaare 1636, bij Witstok van de Zweeden geslaagen, dewelke toen zeer slordig huis hielden, rovende en plonderende, en evenwel hunne winterkwartieren in dat verwoestte Land betrokken. Wanneer ook in den Jaare 1637 de laaste Hertog van Pomeren BOGISLAUS DE XIV zonder erven uit deeze waereld scheidde, werd de Keurvorst door de Zweeden, om de voorverhaalde redenen, in het bezitneemen van die Landen verhindert, weshalve hij in weerwil van zijne verbondene onzijdigheid de wapenen wederom aangreep: maar met slegt voordeel, vermits de Mark wederom tot in den grond verwoest werd; zo dat 'er plaatzen waren, daar men in eenige mijlen verre geen menschen aantreden kon: hoewel de boeren nogthans de Zweeden, inzonderheid in den zogenaamden Tremmeling, grooten afbreuk deeden. In ’t Jaar 1638 namen zij de plaatzen langs de Havel in, dwongen de Keizerschen uit de Mark, en bij Werben over de Elve te wijken. In ’t Jaar 1639 veroverden de Zweeden Gardeleben, Driesen, Landsberg en Frankfort. De Keurvorst liet nogthans het vervallen Oderburg weder herstellen; reisde daar op naar Pruissen, en liet daar eenige manschap trekken over den Duna, en in Lijfland vallen, stroopende tot onder Riga, maar genoot ’er weinig voordeel van. De Keurvorst stierf onder alle deeze onlusten te Koningsbergen, den 1 November des Jaars 1640. Scriptores Brandenb. Puffend Inleiding tot de Historie van Zweeden. Item de rebus gestis FRED. WILHELM Elect. Brand, initio.

< >