Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 20-10-2022

GEORG, HERTOG VAN BRUNSWIJK EN LUNEBURG

betekenis & definitie

werd den 17 Februarij des Jaars 1582 gebooren. Zijne ouders waren WILHELM, Hertog van ZeL, en DOROTHEA, dogter van CHRISTIAAN DEN II, Koning van Denemarken. In den Jaare 1591 werd hij naar de Universiteit van Jena gezonden, en bezag hier op verscheide Hoven van Duitschland, In het Jaar 1601 kwam hij in de Vereenigde Nederlanden, en van daar in de Spaansche, woonde de belegering van Rhijnberg bij, begaf zig hier op bij den Aartshertog ALBERT te Brussel, die hem in den Jaare 1607 een Regiment te voet opdroeg. In ’t Jaar 1608 begaf hij zig naar Engeland en Frankrijk, verder naar Sicilië en ’t Eiland Malta. Na dat hij deeze reize volbragt had, ging hij in Krijgsdienst van CHRISTIAAN DEN IV, Koning van Denemarken, en werd in den Jaare 1611 Overste te voet; kort hier op Generaal Wagtmeester, en gedroeg zig in de belegering voor Colmar zeer wel, daar hij tweemaal gewond werd. In den Jaare 1612 verliet hij deezen dienst, kwam weder in Duitschland, begaf zig in den Jaare 1616 bij den Keizer MATTHIAS naar Praag, en bragt het zo verre, dat de Grubenhagische Landen hem en zijnen broeder van de Wolffenbuttelsche linie moesten afgedaan worden. In den Jaare 1619 werd hij op den kreitsdag te Brunswijk tot Kreitsoverde der Neder-Saxische kreits aangesteld, maar stond dit wederom af in den Jaare 1624, en ging in het volgende Jaar 1625, onder den Generaal WALLENSTEIN, in Keizerlijken dienst.

Maar vermits hij hier ook een weerzin in kreeg, veriiet hij denzelven in den Jaare 1628, trad in het Jaar 1631 in het Leipziger verbond, en koos naderhand de zijde van GUSTAAF ADOLPH, Koning van Zweeden, van wien hij het Generaalschap van den Neder-Saxischen kreits ontfing. Vermits hij met den Zweedschen Generaal AKE niet wel overweg kon, zond de Koning dien elders, en gaf hem den Generaal BAUDIS bij hem. Hier op nam hij Peine en Steinbruk in, belegerde Kalenberg, maar maar moest deeze plaats op ’t aannaderen van den Keizerlijken Generaal PAPENHEIM verlaaten. Hij rukte daar op naar Eischveld, veroverde Duderstad, en belegerde Wolffenbuttel, maar vrugteloos. Hier op vereenigde hij zijne benden met die van den Keurvorst van Saxen, bij Torgau, kort voor den slag bij Lutzen, en behield na de dood van den Zweedschen Rijkskanceler het Generaalschap in den Neder-Saxiscken en Westphaalschen kreits; sloeg hier‘op den Keizerlijken Generaal MERODE, bij Oldendorp, den 28 Junij des Jaars 1633, en veroverde Hameln, Osnabrugge en Petershaagen. In den jaare 1634 werd hij op nieuw tot Genenal in den Neder-Saxischen kreits benoemd, en hem de Zweedsche Generaal Veldmaarschalk bijgevoegd. Hij belegerde hier op Hildesheim, voegde zig bij den Hessische Generaal MELANDER, nam verscheide plaatzen in Westphalen weg, sloeg de Keizerschen bij Hoxter, veroverde in de Jaaren 1634 en 1635 Bukkeburg en Nieuwstad, als mede door zijnen liutenant Generaal USLER, Hildesheim. In het Jaar 1635 hielp hij, na de dood van FREDRIK ULRICH, Hertog van Brunswijk, de Erftractaten te regt brengen, en bekwam voor zijn aandeel Hanover. In dat Jaar nam hij het Praagsche vredeverbond aan, en deed aan den Keurvorst van Saxen, JOHAN GEORG, eenige Regimenten tegen de Zweeden over.

In den Jaare 1636 nam hij de Regeering aan, en bragt den 17 September des Jaars 1637 de Stad Luneburg, benevens den Kalkberg, die de Zweedsche Overste STAMMER opgaf, in zijn geweld. In den Jaare 1639 nam hij de onzijdigheid met de Zweeden aan; maar wanneer de Keizer het Stigt Hildesheim, ’t geen de Hertog of zijne Familie meer dan honderd Jaaren bezeeten had, zig aanmatigde, voegde hij zig weder bij de Zweeden, en belegerde Wolffenbuttel; viel hier op in ene ziekte, en stierf den 2 April des Jaars 1641 te Hildesheim. Zijne Gemalin was ANNA ELEONORA, dogter van LODKWYK, Landgraave van Hessen-Darmstad, bij wie hij in ‘t Jaar 1618 teelde MAGDALENA, die kort daar na stierf; CHRISTIAAN LODWYK, GEORG WILHELM, JOHAN FREDRIK, SOPHIA AMALIA, Gemaalinne van FREDRIK DEN III, Koning van, Denemarken, ERNST AUGUSTUS en DOROTHEA MAGDALENA. Hij had voor zijnen dood deeze schikking gemaakt, dat na zijn overlijden twee van zijne zoonen in het Lunenburgsche regeeren zouden, namentlijk de eerstgeboorne CHRISTIAAN LODEWYK Zel, en de andere GEORG WILHELM te Kalenbergt en dat, bijaldien deeze oudste broederen stierven, de derde, en vervolgens de vierde, in de Regeering zouden volgen. Dus maakte hij hier van twee bijzondere Heerscbappijen, eene te Zel, en de andere te Kalenberg, waar van de oudste altijd de keuze hebben zou.

Bunting Chron. Brunswic. P. II. p. 462. WINKELMAN, Stam- en Rigentenboom der Hertogen van Brunswijk. PUFFENDORF, comment. de reb. Suec. A.

< >