Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 14-06-2022

Fredrik de ii, bisschop van utrecht

betekenis & definitie

onder de Bisschoppen van Utrecht, bijgegenaamd VAN SYRIK, was de 43de in rang dier gemijterde Kerkhoofden, en opvolger van GUIDO VAN AVENNES. Eerst was hij Proost van [i]St.

Pieter,[/i] en zwaar belaaden met schulden; hebbende hij zig daar in gestooken, om tot den Bisschoppelijken Zetel te geraaken. Door de zuinigheid van zijnen voorzaat, vond hij een rijke kas; doch maakte die wet haast ledig: waar door hij in de minachting van vriend en vijand geraakte. Het Kasteel van Dillenburg, door GUIDO gebouwd, werd, onder zijn bestier, door den Heer VAN LINDEN, in de Betuwe afgebrand. Zijne magt te gering zijnde, om dat kwaad te straffen, moest hij den Graaf van Holland daar toe omkoopen; die dan ook, door JAN VAN ARKEL, het Kasteel Lienden en het Stedeke Bommel, in het Jaar 1318, in de asfche leide.

Dit gebeurde in ’t jaar na dat FREDRIK DE II aan de Bisschoppelijke waardigheid gekoomen was. Ter meerstere verzwaaring van de elenden van het Stigt, braken, in den zomer van het Jaar 1322, de Rhijndijken door; tot groot jammer van menschen en beesten.De Schrijver en Aantekenaar van en op het Batavia Sacra zeggen van hem: „ dat hij zig te Rome had laaten wijden, en dat hij daar door het Bisdom, dat te vooren tamelijk rijk was, met zwaare schulden beladen had. Want (volgt aldaar) de Schrijvers, die toen geleeft hebben , getuigen eenpaarig, dat die tijden zeer bedorven waren, en dat de gierigheid en geldzugt haare personaadje en lustig den rol speelden. En om dat hij zeer verpligt was aan de Hollanders, heeft hij zig doorgaans bediend van Raadsluiden, die hem door den Graaf werden gesteld, en doen en laaten bij hem waren, zodanig dat hij niets buiten hem dorst verrigten, uitwijzens een acte van het Jaar 1330, staande in de Analecta van MATTHEUS.”

Verder vind men aangetekend, dat FREDRIK VAN SYRIK op den 20 Julij, van het Jaar 1322, bij Horst overleeden is. Zifne ordonnantiën, van een vrij ernstigen en scherpen inhoud, vind men in het gemelde Batavia Sacra. De grondvesting van den St. Martini, of Doms Toren is geduurende zijne korte Regeering geschied, en, naderhand, bij tusschenpoozingen, de opbouw voltrokken. Dit blijkt uit eenen langwerpigen vierkanten steen, tegen den Westkant des Torens, waarop men leesbaar en op een bekwaainen afitand voor ’t bereik van ’t gezigt, de volgende regels vind;



In 't Jaar
MCCCXX en een

Lei men van mij den eersten steen:


Daar na als men schreef MCCC tweeëntagtig

Doe was ik volmaakt, zo men ziet waarachtig.


CORTGEEN, Utrechts, Chronijkje; VELDENAAR; VOSSIUS, Jaarboeken, pag. 328. enz.

< >