Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FIRANDO

betekenis & definitie

een klein Eiland, Stedeke en Kasteel in Japan, daar de Nederlandsche Oostindische Compagnie haare handel plaats heeft; geleegen in de lengte oostwaards van Bongo, anders genaamd Cikoko, hebbende, ten noorden, Taquixima; ten zuizuiden Goto, beiden rondom van de Zee bespoeld. De mond van de haven van Firando is eng en gevaarlijk, en beter voor Japansche barken en klein vaartuig, dan voor groote Nederlandsche Schepen geschikt. Binnen heeft ze een wijden ronden kolk , daar geene stroomen of hooge golven gezien worden; doch de grond is modderig, en valt dikwils droog. De Rede is met een dubbele straat betimmerd; ook plagten hier weinige vermogende luiden te woonen; doch sedert de Nederlandsche Maatschappij aldaar een vasten handel heeft gevestigd, is Firando zeer toegenomen, door dien de Kooplieden, uit alle hoeken, toevloeiden, om met de Nederlanden te handelen zo dat de gantsche straat in weinige Jaaren aangebouwd is. Het Nederlandsche Pakhuis, van hout getimmerd, vlak tegen de haven aan, komende met een trap in ’t water, was, in het Jaar 1640, zeer bouwvallig.

Om dat de goederen, tegen brand, dieven en andere ongemakken, niet genoeg bewaard waren, was de Compagnie, ten dien tijd, bedagt, om een nieuw gebouw van steen te maaken. Hier uit vatte de Keizer van Japan argwaan op tegen de Nederlanders, als of zij voor hadden, een sterkte te bouwen; het timmeren werd dan verboden , en de Nederlanders gelast, hunne goederen naar Nangesaque te brengen. Dus luid het verhaal van MONTANUS, in zijn Gezantschap naar Japan; doch KEMPFER schrijft, dat de Keizer, in liet Jaar 1638, gebood, het Pakhuis, ’t welk van gehouwen steen reeds gebouwd was, om verre te haalen, ’t welk de Nederlanders zeer gewillig gehoorzaamden; dat zij, in het Jaar 1641, bevel kreegen, hun Comptoir van Firando te verleggen naar Nangesaque. Het Kasteel van Firando is gelegen op een heuvel, in eene verraaaklijke Landsdouwe, en heeft een brug van blaauwen Arduinsteen. Op de poort ziet men, aan de eene zijde, het Keizerlijk wapen, en aan de andere zijde, dat van Firando. De toren is vrij hoog, en bestaat uit zeven verdiepingen. Aan de agterzijde vau het Slot ziet men agt deuren, ieder met een langen trap, in den heuvel ingehouwen. Beneden het Kasteel liggen vier Lusthuizen, met gedraaide spitzen en gallerijen , op vierkante pilaaren. Een half uur van ’t Pakhuis, bij een inham, staat, aan Zee, een Afgod, in een houten kas, naauwlijks een elbreedte hoog, daar de bevrugte vrouwen in menigte heen lopen, biddende om een zoon. Aan dien Afgod offeren zij rijst en een zeker stuk hout, een vinger dik en lang, aan het einde met twee krullen, naar het satzoen eener mannelijke roede: schreeuwende zonder ophouden: Geef mij een zoon, dan zal ik een grooter brengen.

Zie MONTANUS en KEMPEER.

< >