Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 06-03-2022

ESSELYKERWOUDE en Heer JACOBSWOUDE

betekenis & definitie

doch, bij den eerstgenoemden naam alleen meest bekend, eene Ambagts-Heerlijkheid in Rhijnland, ten Noorden van den Rhijn. Met het Noordergedeelte grenst het aan Alkemade, de Braazemermeer en Rijnzaterwoude; ten Oosten aan Langeraar en Oudshoorn; ten Zuiden aan Gnephoek en Koudekerk; en Westen aan Hogemade en Leiderdorp.

Er zijn ’er die meenen, dat dit Ambacht, reeds in het Jaar 1001, bekend is geweest, onder den naam van Asclekerwald; doch anderen houden dit voor eene Kerk in Kennemerland. Men wil zelfs, dat dit Heerlijk goed, merklijk vroeger, onder den naam van Woude, bekend en bezeeten is geweest bij de Heeren VAN DER WOUDE, kort na het Jaar 923. Doch van de oude Heeren VAN DER WOUDE, kan met weinig zekerheid gesproken worden, vóór het Jaar 1280 wanneer men wil, dat de elfde van dien naam leefde. Een andere Heer JACOB, zou,volgens Goudhoeven, in vergoeding van zijne schade en verlies in de Oorlogen, ten diensteder Graaven gevoerd,door FILIPS VAN BOURGONDIEN, in het Jaar 1427, begiftigd zijn met met Hooge Regtsgebid over Woude. Doorgaans zoekt men den naamsoorsprong dezer Heerlijkheid, in de oude gesteltenis dezer Landstreeke, als zijnde met zwaare Bosschen en Wouden bezet geweest. Naderhand ontving zij den naam van JACOBSWOUDE, naar de Heeren, die doorgaans den naarn van JACOB voerden. Duister is het , hoe of wanneer de gesteltenis zodanig veranderd is; als mede, wanneer de zwaare Bosschen aldaar verdweenen zijn. Dit is zeker dat ze niet alleen verdweenen, maar ook zeer uitgestrekte plassen, en wel tot 960 Morgen, zijn droog gemaakt: draagende die Droogmaakerij den naam van de Vier Ambachts Polders, om dat dezelve gaat, over een gedeelte der Ambagten van Eijsselijkerwoude , Langeraar, Oudshoorn , en Rhijnzaterwoude. Het bestuur van het minder Heemraadschap, over dezen Polder, is gesteld aan de drie eerstgenoemde Ambagten; derzelver Schouten bekleeden beurtelings het ampt van Dijkgraaf: te weten, de Schout van Esselijkerwoude de eerde vijf Jaaren; die van Langeraar en van Oudshoorn ieder de volgende drie Jaaren. Die op hunne beurt geene Dijkgraaven zijn, hebben den rang van Heemraden, nevens nog vier andere Persoonen, twee van welke worden aangesteld door den Heer van Esselijkerwoude, één door den Heer van Voshol, en één door den Heer van Oudshoorn. De Secretaris van het Ambagt, welks Schout Dijkgraaf is, neemt ook het ampt van Secretaris van den Polder waar.

Deze Heerlijkheid of Ambagt bevat onder zig verscheiden Buurten: als Wouwbrugge, ’t welk thans de Hoofdbuurt of het Dorp is; Jacobswoude, Afwegen, de hoek van Roelof Aartgensveen, een gedeelte van de Rijpwetering , en een gedeelte van de Oud-Aa en de Benthuizen. In alle deeze Buurten te zamen, zijn, in den Jaare 1732, aangeschreven, 275 Huizen en één Korenmolen; en de Landerijen begroot op 2199 Morgen, 409 Roeden. De Parochie Kerk aldaar is op den naam van St. Jacob ingewijd. JAN DE BAKKER, de eerste Hollandsche Martelaar, was Pastoor van Jacobswoude. Tegenwoordig behoort deze Heerlijkheid aan den huize van WASSENAAR.

< >