was de jongste zoon van JACOB VAN DER DOES Hendriksz, en van CLARA VAN ADRICHEM; uit welk huwelijk hij, in het jaar 1562, geboren werd. Den ouderdom van vijf-en-twintig jaaren bereikt hebbende, werd hij, in 1587, Baljuw en Dijkgraaf van Rhijnland, en in het volgende jaar, Hoofdschout der Stad Leiden. In dat zelfde jaar, Vice-Admiraal van Holland zijnde, nam hij een Galjoot, onder het opzigt van DIEGO PIEMONTEL.
Onder andere vond hij daarop een Wimpel van ongelooflijke lengte, die, als een gedenkteken, in de St. Pieters Kerk, te Leiden, werd opgehangen, en ’er nog te zien is. In het jaar 1594 was hij, nevens Graaf WILLEM, in Groningerland, en werd aldaar, bij het bestormen en inneemen van Aduwarderzijl, door zijn been geschoten. In het volgende jaar, werd hij, in plaats van CHARLES LEVIN, Heere van Famars, voor Oortmarssum, in 1592 gesneuveld, en wiens plaats nog niet vervuld was, aangesteld tot Overste van het geschut en krijgstuig, op eene wedde van vier honderd guldens ter maand. In 1596 werdt hij, met PIETER MOIALEN, Commis, met een voorraad geld, aan Prinse MAURITS gezonden, die zig binnen Hulst bevond, en, in 1599, aangesteld tot Admiraal op de vloot, die naar Spanje was bestemd, nam, ten dien einde, den 21sten Mei, afscheid van Prinse MAURITS, en stak, den 20sten, met eene Vloot van zeventig zeilen, van voor den Briel in zee. Den 11den Junij naderde de vloot onder het geschut van het Kasteel de Corrunnes; doch, aldaar niets kunnende verrichten, zeilde zij voort, en kwam, den 26sten Junij, ten anker aan het Eiland Groot Canarie. Hij landde met groot gevaar en blijken van dapperheid. Eerst werd het Kasteel de Palma ingenomen, liggende een mijl beneden de Stad. Den 28den ondernam de Admiraal het inneemen der Stad, waartoe hij zelve de stormladders beklom, en de belegerden zo grooten schrik aanjoeg, dat zij, met hunne beste goederen, op het gebergte vlugtten, en de Stad ten prooi aan den overwinnaar lieten.
Na het houden van een dankdag, op den 30sten Junij, begon men, wijl de Vlugtelingen de behoorlijke brandschattingen weigerden, de klokken, het geschut, wijn, wolle, aan boord te brengen. Dit verrigt zijnde, werden, den 4den Julij, de Stad en omliggende Kloosters in brand gestooken, en het Eiland verlaaten; waarna de Admiraal VAN DER DOES zijne vloot verdeelde, en de helft der schepen, onder het beleid van JAN GERBRANDS, herwaards zondt. Onder het Eiland Majo leggende, nam hij verscheidene schepen, wendde het naar Guinea, langs de Eilanden van Caap Verde, en naderde voor St. Thomas, bijna onder de linie, twee graaden van de Westkust van Afrika, plonderde, na een hevigen tegenstand, hetzelve, als ook de Stad Pavoasan. De buit aldaar bekomen en ingeladen, bestond in bijna honderd stukken metaalen kanon, duizend kisten bruine zuiker, bijna veertien honderd Olifantstanden, Lijwaaten, enz. als ook een goede somme geld.
Dit Eiland, door de hitte, voor de Nederlanders zeer ongezond zijnde, werd 'er de Admiraal mede door eene ziekte aangetast, en, op den 24sten October 1399, in den ouderdom van zeven-en-dertig jaaren, uit het leven gerukt. Zijn lichaam werd, in een huis, diep onder de aarde, bedolven, en toen in brand gestoken, om het verborgen te doen blijven: waarna de Vloot, eerst onder bevel van CORNELIS LIENS, daarna van GERRIT STORM VAN WENA, en eindelijk van THOMAS STORM VAN WENA, in het Vaderland terug kwam. De Heer PIETER VAN DER DOES, zig, van jongs af, aan den krijg hebbende overgegeeven, was geen man van studie, maar wel van een goed oordeel. Van Adelborst was hij opgeklommen tot de waardigheid van Admiraal van de Vloot, en heeft, in dat kort bestek van jaaren, daar en boven, verscheidene politike en militaire ampten bekleed. Zijne vrouw en kinderen staan op de Geslachttafel gemeld.
Zie DE GROOT, Jaarboeken, BOR en anderen.