Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BRAKEL

betekenis & definitie

een Dorp in Gelderland, onder het kwartier van Nijmegen, in de Bommelerwaard. In de schattinge van het jaar 1574, groot 75000 guldens, droegen Brakel en de Heerlijkheid. Monnikkeland 281 gold. 5 stuiv. 1½ p. Dit Brakel ligt bijkans een mijl van Loevestein, en twee van Bommel. Het is, zo wel als het geslacht van dien naam, zeer oud en vermaard.

Voortijds stond ’er een Slot, ’t welk, in 1507, in koolen gelegd, naderhand wel weder herbouwd, doch thans geheel vernietigd is. De kerk van Brakel wordt door éénen Predikant bediend. Laat ons hierbij voegen wat HALMA van dit geslacht zegt.

Brakel (dus luiden zijne woorden) is een oud adelijk geslacht in Holland geweest, dat veele jaaren lang, de Ridderhofstad van Develstein, omtrent Dordrecht gelegen, bezeten heeft. Heer Willem van Duvenvoorde, deed aldaar een slot met zeer dikke muuren bouwen, dat hij ter leen hield van de Graaven van Holland, tot op het Jaar 1531. Dit geslacht verspreidde zig in verscheidene takken in Gelderland, Holland en Utrecht. In ’t jaar 1240, wordt van Richold van Brakel, Knaape en Schepen der Stad Dordrecht gemeld, en gezegd, dat hij getrouwd was met Maria Booth, dochter van Cornelis Booth, en Geertruij van Merwede. Zijne zoonen waren, Johan van Brakel, Ambachtsheer van Cudelands-Ambacht; Godschalk van Brakel, Raad en Rentmeester Generaal van Zuid-Holland, in 1384 Schepen van Dordrecht, deze was Heer van Develstein; en Herbert van Brakel, Knaape, ook Schepen te Dordrecht, leefde in 1419. Godschalk van Brakel, zoon van Richold van Brakel en Maria Booth, won Johan van Brakel, Knaape, wordt vermeld 1389, hij was gehuwd met Geertrui Booth, dochter van Aart Booth, en Elisabeth Oem van Barendrecht; Willem van Brakel, Knaape, sneuvelde binnen Dordrecht Ao. 1406. Reinold van Brakel, en Machteld van Brakel, getrouwd aan Fredrik van Uitenham, Ridder-Marschalk van Utrecht, in 1418.”

Uitvoeriger is de lijst van dit geslacht bij HOOGSTRAATEN; doch deze zig ook alleenlijk tot die van Holland bepaalende, zullen wij, tot dat de Heer TE WATER, volgens zijne beloften, de genealogie van dit geslacht doet kennen, ons moeten vergenoegen met onzen leezer te melden, wat hij ’er reeds van gezegd heeft.

„ Het geslacht van Brakel, (dus schrijft zijn Ed.) waarvan de naam ook Braekel, Brackel of Braeckel geschreeven wordt, heeft dien ontleent van ’t slot Brakel. Boudewijn,de derde Heer van Heusden, door de Deenen en Noormannen uit zijne goederen verjaagd zijnde, stichtte, omtrent het jaar 870, de sloten Brakel, Aalst en Poudroijen, in ’t land van Altena gelegen. Deze goederen gekomen zijnde aan die van Montpilard, (die voor hun wapen hadden, twee goudene zalmen op een schild van azuur) is de heerlijkheid van Brakel te beurt gevallen aan een jongeren zoon van dat zelfde geslacht, die dan ook na het gebruik van die tijden, den naam van Brakel aangenomen, en het wapen gebroken heeft, door verandering van koleuren, voerende twee zilvere zalmen op een veld van geel. Aangaande de eerste Heeren van Brakel, is weinig bescheids te vinden; doch zeker is ’t, dat zij reeds in de dertiende eeuwe, met dezen naam bekend staan. De Heer van Wassenaar van Spanbroek, heeft mij, (zegt zijn Ed. verder) behalven dit bericht, ter hand gesteld een genealogie, welke ik te liever onder de bijlaagen, letter B B. geplaatst heb, met eenige bijvoegzelen, om dat de geslachtregisters bij VAN LEEUWEN, bl. 883 en 884 en in HOOGSTRAATENS Woordenboek, II. Deel, bl. 362 en 363 niet verder loopen, dan tot in de vijftiende eeuw.” (Deze genealogie wachte men als nog in het derde en vierde deel van zijn Wel Ed. werk, Verbond en Smeekschrift der Edelen.')

„ Op het jaar 1319 vinde ik Stakesyn en Jan van Brakel, in eene uitspraake van Jan van Henegouwen, en de beloften van eenige Edelen, om zig naar dezelve te gedragen. Zie het Charterboek van Holland, II. Deel, bl. 207 en 225. Wijders Herenbern van Brakel, in het jaar 1375. Godschalk van Brakel, Raad des Graaven Guij van Chastillon, ten jaare 1395. Herbern van Braeckel en Jan van Brakel, op het jaar 1419. Zie ’t gemelde Charterboek, III. Deel, bl. 315, 632 en 634. IV. Deel, bl. 526 en 528. en PONTANI Hist. Gelr. Lib. VIII.p. 403. bij wien nog veele anderen uit dit geslacht van Brakel, dat zig van tijd tot tijd, door huwelijken verbonden heeft met de huizen van Leefdaal, Zuilen, Nispen, Bentinck, Borsselen,.Beveren, Liere, Pompe, enz. vermeld worden.” Van de geene, die tot de zaamenverbondene Edelen van dit geslacht behoord hebben, spreekt zijn Ed. in zijn zo evengemeld werk, bl. 276 en 277.

< >