Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOSUM

betekenis & definitie

een groot Dorp, behoorende onder de Grietenij Baarderadeel, ten Zuiden van Wieuwerd, aan de Sneeker Trekvaart, hebbende een-en-veertig stemmen. SCHOTANUS noemt het een groot Dorp van schotschietende huizen, alwaar eertijds (zo men zegt) een Kanaal plagt te zijn, ingaande van de Zee naar Wieuwert en Swaanwert. Hierbij ligt (vervolgt hij), de Staate Wulda, benevens anderen, die door de overblijvende Weeren worden aangeweezen.

In het kerklijke behoort het onder Sneek.

< >