of Borkeloe, is eene verhevene plaats aan de rivier de Berkel, vier uur boven Zutphen, alwaar dezelve zijnen loop in den Yssel neemt. Weleer was dit een Drostampt, behoorende aan ’t geslacht van BORKELOE, en leenroerig aan Gelderland; blijkens eenen giftbrief van Graaf OTTO DEN DERDEN van Gelder, op het jaar 1232, waarin vermeld wordt, dat HENDRIK VAN BURCLO, verkeerdelijk BURDO genaamd, met de dochter van RUDOLF, die voorheen door de Justitie ter dood gebragt was, gekreegen heeft de Heerlijkheid van Coeverden en Drenthe.
Naderhand kwam Berkelo, door huwelijk, aan het Huis der BRONKHORSTEN. Na den dood van Heer JOOST VAN BRONKHORST, die, 1553, zonder kinderen overleed, viel ’er verschil over den eigendom, tusschen Bisschop RUDOLPH VAN DIEPHOUT en de erfgenaamen van BRONKHORST. DIEPHOUT, werd wel zijn eisch ontzegd; doch daarmede was het verschil niet geëindigd: want de Bisschop van Munster trachtte toen te beweeren, dat de Heerlijkheid Borkelo een Leen van zijn Bisdom was. Doch, volgens uitspraak der Staaten van Gelderland, gedaan in het jaar 1615, werd ook dezen Bisschop zijn eisch ontzegd, houdende zelfs de Staaten van Gelderland hun recht gewapenderhand staande. Bisschop BAREND VAN GALEN vernieuwde, in 1668, niet alleenlijk den eisch, maar maakte zig zelfs meester van Berkelo, en hield het in bezit tot in 1674, waarop het aan Zutphen gehecht werd. In 1741 was KAREL FILIPS, Graaf van Wartensleben en Flodorp, Heer van Borkelo, zijnde het, in het jaar 1726, door den Graave van Stierrum, aan die van Flodorp verkocht.
In het jaar 1777 kogt de Prins VAN ORANJE deze Heerlijkheid, benevens Ligtenvoorden, met de Havezate Marhulzen, van den Vorst en Vorstinne CZARTORISKY, Generaal van Podolie, voor de somma van zesmaal honderd duizend guldens, en deed daarvan, door zijnen Domein-Raad, Baron VAN DER BORCH, en den Griffier Mr. ANDREAS ARDESCH, bezit neemen, en de overdragt, door den gevolmagtigde van gemelden Vorst en Vorstinne, den Heer DIRK WESTRIK, Koopman te Amsteldam, ontvangen.
