Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BORGVLIET

betekenis & definitie

een Dorp, behoorende onder het Marquizaatschap van Bergen op den Zoom, liggende niet meer dan een vierde uurs van de Stad van dien naam. ’t Rechtsgebied van het Dorp strekt zig tot aan de Vestingwerken dier Stad uit. De Heerlijkheid, die voorheen op zig zelve behoorde, werd, door koop, een eigendom van één der oude Markgraaven.

Eertijds was Borgsvliet veel luisterijker, zo door het Lusthuis der Heeren van Borger, als derzelver Wildbaan, die beide in het laatst der Vijftiende Eeuwe door het water zo verre verslonden zijn, dat ’er bijna niets is overgebleeven. Borgvliet draagt in de verponding jaarlijks 326 gl. en 18 st. De Drost van Wouw neemt ’er het Schoutsampt waar. Verder bestaat de Regeering uit vijf Schepenen, twee Gemeensmannen, en den Secretaris van Halsteren. De nabijheid van hetzelve aan Bergen op den Zoom was, in het jaar 1747, oorzaak van deszelfs ruïne, en wel in zo verre, dat ’er niet één huis overig bleef.

< >