een Utrechtsch Edelman, die zijne studien in de godgeleerdheid te Keulen volbragt heeft. Ao. 1632 werd hij, door ROVENIUS, tot Pastoor in de [i]St.
Nicolaas Kerk[/i], in zijne geboortestad, aangesteld; hij overleed aan de pest, 1637. Meer anderen van dien naam, en waarschijnelijk van hetzelfde adelijke geslacht, hebben het Priesterschap in de Nederlanden bediend.Zie Oudheden van Utrecht, I. Deel, bl. 318.